In de nieuwe VI een interview met Johan van Kastel. Wie!? Ja dat vroegen wij ons ook af, Johan is commissaris van NEC. Lees hier het volledige interview.
De voetbalfamilie is weer een kleurrijk man rijker. Johan van Kastel (50) trad in september in dienst als commissaris bij NEC. Mocht er een crisissituatie ontstaan, dan zal één man daar niet warm of koud van worden. Hij heeft al voor hetere vuren gestaan. Sommige tippen hem als de voorzitter van de toekomst. VI sprak met hem.
Het was op een besloten sponsorbijeenkomst van de meest draagkrachtige financiers van NEC. Zij prikten een chique vorkje met onder anderen de Nijmeegse burgemeester Thom de Graaf, wethouder Paul Depla, voormalig NEC-roerganger Hans van Delft, voorzitter Vincent Paes en aanvoerder Peter Wisgerhof. Onderdeel van de avond was het voorstellen van het drietal nieuwe commissarissen. Ieder van hen had zo’n vijf minuten spreektijd tot zijn beschikking. Johan van Kastel trachtte in het kort zijn levensverhaal toe te lichten. Vijf minuten werden een kwartier. Ademloos hingen de mannen aan zijn lippen. De ontvoering van Heineken, drugstransporten, de Hofstadgroep, krakersrellen, Hells Angels. Een leven als agent 007. Binnen een paar minuten doopten de zware jongens van NEC hem tot de Nijmeegse Baantjer. Frans Hendriks, sponsor van de eeuw, kon zijn enthousiasme niet verbergen: ‘Dat is toch prachtig dat zo iemand zich met NEC wil bemoeien.’ VI ruilde visitekaartes en maakte vervolgens een afspraak.
De Waal blinkt in de zon. Boten ronken richting Rotterdam. Het Nijmeegse Casino is ons doel. Een van de plaatsen van waaruit Van Kastel tegenwoordig opereert als directeur security and risk control voor Holland Casino. Via draaideuren, een lift en een heerschap dat ons badges opdoet, komen we bij Van Kastel. Hij ziet er afgetraind uit, fris alsof hij net onder de douche vandaan komt. Toch heeft hij er al weer een lange dag van besprekingen opzitten. Van Kastel is van het dynamische soort. Een ferme handdruk bevestigt die indruk: ‘Zeg maar Johan.’ Terwijl Johan koffie serveert, kijken we nog een keer door het vragenlijstje. Het gesprek moet deels over zijn plannen met NEC gaan, deels over zijn verleden. Maar de man heeft zoveel meegemaakt dat we pas na twee uur over NEC beginnen. Van Kastel groeit op in de volkswijk Nijmegen Oost. Zoals zoveel leeftijdsgenoten voetbalde hij op straat en bij de club De Trekvogels. In het weekeinde toog hij naar NEC. ‘Mijn vader had niets met voetbal, maar des te meer met de carvaval. Hij is al jaren actief binnen de vereniging Kiek Ze Kieke. Ik moest dus zelf dokken en dat ging niet altijd. Ik stond dus altijd op de goedkope jongensrang, dat hoekje bij de oude Hazenkamptribune.’
In 1975 verhuist hij naar Apeldoorn. Daar doorloopt hij de opleiding tot politieofficier. Dat waren direct de laatste jaren van een onbezorgd leven. De jonge Van Kastel kiest in 1979 voor de politie in onrustig Amsterdam. Roerige tijden van rookbommen en rellen. In de Staatsliedenbuurt zetten Lieverdjes als Willem Holleeder en Cor van Hout hun eerste stappen op de criminele ladder. Mannen die hij sneller dan hem lief is van nabij zal leren kennen. De ontruiming van panden als Lucky Luijk. Amsterdam brandde.
Hij grijnst als hij eraan terugdenkt. ‘Daar kon ik meteen aan de bak. Je moest maar zien hoe je overleefde.’ Het groentje mocht meteen de straat op. Die tijd bepaalde eigenlijk zijn toekomst: ‘Er heerste in dat korps een moraal van niks. Iedereen deed maar wat. Het was gewoon de dag of de nacht ongeschonden doorkomen. Niemand was bezig met hoe het met de burger was. Die gasten op de Warmoesstraat zagen er zelf net zo uit als de junks. Hier gratis eten, daar een oogje toe. Dat had geen enkele uitstraling. Bij de aflossingen kwamen ze niet opdagen omdat ze eerst het potje kaarten moesten afmaken.’
Tot dat moment leefde Van Kastel in een overzichtelijke wereld. Terwijl hij koffie bijschenkt, lepelt hij zijn verhaal op alsof het gisteren was. ‘Voor mij was recht recht en krom was krom, maar dat verdween in Amsterdam snel. Dan ontdek je snel je eigen harde pit. Je gaat mee of je zegt nee. Ik houd vast aan wat in me zit, er is rechtvaardigheid en fatsoen en daar kom ik voor op. De brigadier die me inwerkte, stelde voor samen een paar nachtdiensten te lopen, dan zou ik meteen mijn districten leren kennen. Zaterdagavond op het Rembrandtplein in de drukte. Wij liepen daar dapper in ons uniform rond. Maar er gebeurde maar niks. Of eigenlijk gebeurde er van alles, maar wij deden niks. Op een gegeven moment vroeg ik toch maar: Jaap, moeten we niet eens wat doen? Om ons heen werd gevochten, reden fietsers zonder licht, stonden dronken mensen gevels onder te kotsen. Hij nam me mee een rustige straat in, keek me aan: "Luister, in Amsterdam krijg je nog heel veel gezeik en als het er niet is, dan moet je het al helemaal niet oproepen." Dat was een les. Als agent liepen we daar dus om uit de problemen te blijven.’
Close combat
Maar problemen kwamen er, en niet zo’n beetje ook. Amsterdam werd wereldwijd bekend wegens de gigantische krakersrellen. In 1980 feestelijk ingeluid met de rookbommen en gevechten rond de kroning van Koningin Beatrix. Geen woning, geen kroning was het devies en de Amsterdamse politie moest rennen voor haar leven. Van Kastel: ‘Dat was de vuurdoop. Echt oorlog, dat was vreselijk. Ik was inmiddels groepscommandant. Dan zit je daar in een bus met je mannen en weet je dat je moet gaan optreden. Verlies je, dan sta je achter je schild stenen te vangen. Dat vond ik beangstigend. Opeens sta je dan in die enorme chaos, iedereen keert zich tegen je. Je denkt: Als ik uitstap, slaan ze ons helemaal de versuffing in. Je moest, man tegen man. Als je er met lef op los sloeg, dan hield je ze in ieder geval van je af. Dat was al heel wat.’
Legendarische ontruimingen volgden: ‘Ik weet nog goed dat we ergens een pand moesten ontruimen, dat mocht wettelijk pas als de zon opkwam, wij lagen in de tuin ernaast. De zon was nog niet op of we werden ontdekt. Die krakers hadden een soort alarmlijn waarmee ze sympathisanten konden optrommelen. Nadat we het pand hadden ontruimd, werden we zelf belaagd. We moesten op de vlucht en op assistentie wachten. Dat was echt close combat, man tegen man en de enige versterking die kwam, waren honderden krakers, die steeds meer terrein wonnen. Dat duurde zeker een uur. Ik weet nog dat ze onze traangasgranaten gewoon teruggooiden, het duurde een seconde of dertig voor die afgingen, en dat wisten ze. Lag je daar te hoesten, terwijl ze door het raam naar binnen proberen te komen. Dan weet je echt niet watje meemaakt. Bij de Vondelstraat zat ik in de verkenningseenheden. Dan zie je mensen met bivakmutsen, helmen en knuppels naar de kruising lopen en dan gaan de eerste stenen uit het trottoir. Binnen de kortste keren blokkeerden barricades de stad. Pas toen besloot het hoofdbureau een peloton te sturen. Dat werd echt een slagveld. Onze mannen werden afgeslacht. Van de 44 agenten waren er binnen een paar minuten al 25 gewond. Stoeptegels, verkeersborden, molotovcocktails. Wij waren toen als korps daarop nog totaal niet voorbereid. Het korps kraakte. De politie was niet langer onaantastbaar. Ook niet bij het voetbal. Daar was ik natuurlijk ook actief. Ajax-Feyenoord, dat ging er ook ruig op. Wij zaten naast die risicovakken echt te wachten tot het uit de klauwen liep. Dat kan niet. Er was veel aarzeling om het vak op te gaan. Dat zou je nu heel anders aanpakken. Klein houden, in de kiem smoren. Ik voel me niet senang. Pas als de fans met bebloede koppen rondliepen, mochten wij erop af. Nu weten we wel beter. Er is ook veel ten goede gekeerd. Het prikkeldraad en de hekken zijn bijna overal weg. Ik wil bij NEC ook zorgen dat mensen ontspannen kunnen kijken. De mensen moeten zich echt te gast voelen. En rottigheid pikken we niet. Heel simpel.’
‘Naar verluidt was er rond de IRT-affaire al een contract om mij uit de weg te ruimen. Ik ben toen halsoverkop met mijn gezin ondergedoken’
Toekomstplannen
Een mooi moment om toch eens over de toekomstplannen en ambities van de NEC-voorman te beginnen. Maar we weten dat Van Kastel nu gaat vertellen over de periode dat hij Willem Holleeder en consorten schaduwde. Kortom, De ontvoering van biermagnaat Alfred Heineken. Het favoriete boek van een hele generatie voetballers en niet-voetballers. Excuus genoeg om het thema even aan te stippen. Van Kastel kijkt ervan op dat voetballers jarenlang bijna standaard De ontvoering van Heineken als hun favoriete boek noemden. De voetballers van NEC kunnen nu een ooggetuigenverslag van hun eigen 007 vragen. Van Kastel was koud een maand chef observatie of zijn baas belde. ‘Heineken ontvoerd, direct naar het bureau komen’, klonk het grimmig. ‘Ik was de baas van het observatieteam, dus ik heb er vanaf het begin tot het einde middenin gezeten.’ De Nijmegenaar waande zich verdwaald in een James Bondfilm. ‘We hadden aanvankelijk geen idee wie erachter zat, maar al snel kwamen we bij Holleeder en Van Hout. Dan ga je die lui schaduwen, kijken met wie ze contact hebben.’
Op zijn 25ste was de Nijmegenaar dus al leidinggevende bij een van de meest geruchtmakende Nederlandse misdaadzaken. ‘Ik viel met mijn neus in de boter. Voor alle betrokkenen natuurlijk dramatisch, maar als geheim agent geweldig. Geld was geen probleem. Mensen werden ingevlogen. Alle registers gingen open.’ Van Kastel volgde Holleeder regelmatig naar een loods. Maar had geen idee dat Heineken en zijn chauffeur daar achter een dubbele wand geketend zaten. ‘Via de kranten communiceerden we. Het weiland is groen voor de haas was de code voor we kunnen zaken doen. De instructies waren duidelijk. Geen onderhandelingen, en als er iets fout zou gaan, zouden Heineken en zijn chauffeur Ab Doderer het niet overleven. Het geld moest in een wagen gebracht worden, mocht de politie de geldwagen volgen, dan zouden er doden vallen. Het ging omgerekend om 35 miljoen gulden, vijf postzakken vol.’
De overdracht eindigde in een debacle. Van Kastel knikt: ‘We besloten het geld toch te volgen, maar we zijn ze op het laatste moment uit het oog verloren. We volgden met onze auto de geldwagen op grote afstand. Zij gaven de instructies, we hebben ons een versuffing gereden door het hele land.’ De ontvoerders redeneerden dat de aandacht zou verslappen als ze geldauto eerst een uur of vijf kriskras door Nederland zouden laten rijden. Van Kastel heeft een feilloos geheugen. ‘Dat geld moest dus worden gebracht in een auto. Die hadden we natuurlijk geprepareerd met zenders, verbindingsmiddelen. Het karretje zakte bijna door zijn assen onder het gewicht van de zakken geld en de apparatuur. De chauffeur wist dat we op afstand zouden volgen. De ontvoerders mochten dat natuurlijk niet weten. Alles ging goed totdat onze man bij restaurant De Hommel in Utrecht moest overstappen in een andere auto, die hadden de ontvoerders ergens gestolen en daar geparkeerd. Daarin lag een portofoon waarmee onze man nieuwe instructies zou krijgen. Zoiets hadden wij voorzien. Daarom hadden we zenders in de hakken van zijn laarzen geplaatst. In het laboratorium werkte dat prima. Maar nu bleek het signaal te zwak. Gelukkig hadden we nog een helikopter met infraroodapparatuur. Maar ook die gaf het op. We hebben dus een risicootje genomen en zijn op zicht gaan rijden. Dat ging goed totdat de chauffeur van de geldwagen ineens de instructie kreeg te stoppen langs de Al2 bij Utrecht. De volgwagens konden moeilijk ook stoppen langs de snelweg natuurlijk. Vloekend doorrijden dus. Onze man moest het geld laten zakken door een rooster dat ze uit het wegdek hadden gehaald, via een waterafvoer rolden de zakken naar een weg onder de snelweg. Daar stonden ze klaar met een pick-up. De helikopter heeft ze nog een tijd kunnen volgen. Maar zelfs wij konden hem horen vliegen, dat werd te link met het oog op de gezondheid van de ontvoerden. Die heb ik dus uit de lucht gehaald.
Terugkijkend moet Johan van Kastel een beetje lachen: ‘Omdat we ze later toch pakten, werd het alsnog een groot succes. Het had natuurlijk ook anders kunnen gaan met mijn loopbaan. Het euforiemoment kwam later toen we Heineken en zijn chauffeur alsnog konden bevrijden.’
Klaas Bruinsma
‘Tja, en toen kwam die hele IRT-affaire. Toen moest ik met mijn hele gezin onderduiken in het buitenland’, vervolgt de inmiddels op drift geraakte commissaris. We besluiten nog even te wachten met het organigram van NEC. De geslaagde Operatie Heineken legde Van Kastel geen windeieren. Meer en meer werd hij een soort Agent 007.
‘Het euforiemoment kwam toen we Heineken en zijn chauffeur alsnog konden bevrijden’
Van Kastel transfereerde naar de Centrale Recherche Informatiedienst (CRI), waar hij tussen 1987 en 1991 leiding gaf aan een internationale werkgroep voor undercoveroperaties. Van Kastel bleef stijgen op de politieladder. Nadat hij voor de Amsterdamse politie de leiding had gekregen over het interregionaal rechercheteam IRT Noord-Holland/ Utrecht nam hij kennis van de opsporingsmethoden die de agenten van de Haarlemse politie voor het IRT hanteerden. Tienduizenden kilo’s softdrugs werden op de markt gebracht en criminele informanten mochten hun drugswinsten houden. Het was een gevaarlijke, onstuurbare methode, oordeelde Van Kastel. In een notitie voor de korpsleiding beschrijft hij in november 1993 hoe hem ‘regelmatig de kriebels over de rug lopen en mijn haren overeind gaan staan’. De handel van het mikpunt in die tijd, topcrimineel Klaas Bruinsma, floreerde er niet minder om. De groep van de Nederlandse godfather werd uiteindelijk niet ontmanteld, maar het IRT zelf wel. Door toedoen van klokkenluider Van Kastel, die een landelijke bekendheid wordt. ‘Daardoor werd het een stuk gevaarlijker. Zeker nadat ik de boel naar buiten had gebracht. Ik werd geïnformeerd op fluistertoon. Alles was geheim en alles was onderdeel van een groter plan. Als ik dan vroeg wat dat dan had opgeleverd, ging het daar niet om, want dat spul moest door om een beeld van de criminele organisaties te kunnen krijgen. Er was geen enkel overzicht, er lagen geen verbanden. Slechts bestellingen, transporten, informanten. Wij zagen, organiseerden en financierden alles. Er kwam geen crimineel meer aan te pas. We bestelden, transporteerden en verdeelden. En wie hield die winst? Die gasten hebben miljoenen en miljoenen verdiend en zich kapot gelachen. Ik zei: Iedereen wordt schathemeltje rijk en wij pakken niemand, we stoppen ermee. Ik heb een rapport geschreven en binnen een dag lag dat bij de minister op het bureau. Veel commotie, alles stilgelegd, informanten in de war, bedreigingen. Dat loog er niet om. Ik werd gebeld door een collega. Als het met hen zou mislopen, dan zou het ook mislopen met mij. Toen werd het link. Naar verluidt was er al een contract om mij uit de weg te ruimen. Ik ben halsoverkop met mijn gezin in een vakantiepark ondergedoken. Dat viel hartstikke op. Zeker toen er de eerste dag al iemand kwam voorrijden met een grote politiesticker op zijn auto. Hij vroeg gewoon bij de receptie waar Van Kastel zat. Toen hebben we zelf ergens buiten Nederland een veilige plek gezocht. Gebeld en gezegd: Je kan ons bereiken via deze telefoon en we zeggen niet waar we zijn. De leiding was des duivels. Maar mijn gezin was veilig. Niemand kon ons nog verraden. Die periode brengt veel leermomenten en veel grijze haren. Dan leer je vijanden en vrienden kennen. Voor sommigen ben je een verklikker, die hebben tijden lang met een boog om me heen gelopen. Ik wil het zuiver houden. Ik wil geen boeven vangen door een boef te worden. Het Van Traa onderzoek heeft me later op alle vlakken gelijk gegeven. Toen vonden mensen me opeens weer aardig en dan komen ze je weer opzoeken. Die hele IRT-affaire heeft voor een geweldige verandering in de strafvordering en opsporing geleid.’ Ook bij de Bijlmerramp liep Van Kastel indringende ervaringen op. Kort na het neerstorten van de Boeing van El AL was hij ter plaatse en gaf hij samen met zijn collega’s leiding aan de organisatie om de ramp, de slachtoffers te bergen en te identificeren en onderzoek te doen naar de oorzaak.
Nationale recherche
Na twee uitstapjes naar Brabant en het Korps Gelderland Zuid volgde de totale rehabilitatie. In 2003 mag de Nijmegenaar de nationale recherche opzetten, een heel nieuwe organisatie. De tijden blijven echter veranderen. De historische 11 september, de metro-aanslagen in Madrid en Londen zorgen voor veel angst en sociale onrust. Terreurdreiging en internationale criminaliteit moeten worden bestreden. ‘We deden direct geweldige zaken. Zo hebben we de Hofstadgroep aangepakt en opgerold. Er ontstond ontzetting, Nederland leek ineens in de greep van de maffia. We kregen geld, middelen. Dat heeft het opsporingsapparaat een echte push gegeven. Binnen het politieapparaat was men bang dat we een Nederlandse FBI zouden worden. Mannen met snelle pakken en veel geld die komen invliegen en de grote zaken overnemen. Dat merkten we al bij die Hofstadgroep en later ook bij de Hells Angels en PKK-trainingskampen in het zuiden van het land. Toen moesten we echt onderhandelen met lokale korpsen. Dat ging heel goed, mag ik wel zeggen. Na twee jaar kwam Holland Casino, dat zocht een directeur security & risk control. Dit leek me een leuke uitdaging.’
NEC
Hans van Delft, voormalig voorzitter van NEC, zag direct zijn kans schoon. Als spin in het Nijmeegse ondernemersnetwerk had hij Van Kastel al lang gedetecteerd. ‘Hij had me al veel eerder gepolst, nu had ik ook de tijd. Ik denk dat ik veel kan bijdragen aan NEC. Als ik iets doe, wil ik dat ook voor 150 procent doen. Ik ga daar dus niet alleen achter een tafel zitten.’ Zeg dat wel, want welke clubcommissaris stapt zo’n beetje als eerste actie in een supportersbus naar en risicowedstrijd? Na het lezen van zijn levensgeschiedenis is wel duidelijk dat Van Kastel niet meer echt in paniek raakt van Vitesse-NEC. Hij wilde gewoon weten hoe er met de supporters wordt omgegaan tijdens zo’n dag. Jarenlang zat hij als korpschef aan de andere kant van de tafel. Hij was bijvoorbeeld degene die als onderdeel van de lokale driehoek besliste dat de festiviteiten na het behalen van Europees voetbal werden gestaakt. ‘Als korpschef van Nijmegen had ik veel zakelijke contacten met NEC. Ik zag dus nu eens niet alleen het voetbal, maar ook de belangen op de achtergrond. Als ik een wedstrijd niet om zes uur wilde, legden Alex Tielbeke en Van Delft me uit hoeveel geld dat de club kostte, hoe belangrijk rechtstreekse uitzendingen waren voor sponsors en de club. Dat vond ik boeiend en gaf me een leuke kijk in de keuken. Een voetbalclub wordt steeds meer een bedrijf. NEC wil de organisatie graag professionaliseren, dat gaat niet alleen met mensen met louter een voetbalachtergrond. Ik denk dat ik als commissaris van buitenaf veel kan bijdragen. Het imago, de presentatie, het denken van de club bevorderen. NEC wil prestatief op het niveau komen van een degelijke middenmoter met ambitie naar boven, met één keer in de paar jaar Europees voetbal. De organisatie moet zo professioneel zijn dat we dat kunnen faciliteren. Voetbal plus, noem ik dat. We willen als bedrijf naar de toekomst kijken. Om op lange termijn te kunnen sturen, heb je een koers nodig, houvast aan visie, aan beleid.’
‘Er is veel geld nodig om in de markt te blijven, en dat kun je op verschillende manieren genereren. Met een paar grote sponsors en incidentele investeerders. Dan moetje investeringsfilosofie goed zijn, gericht op mensen die geloven in de professionele organisatie van de club. Je kan ook je capaciteit uitbreiden. Die plannen om het stadion te vergroten liggen er, maar voor je gaat bouwen moet je het wel vol kunnen krijgen. Daar is onderzoek voor nodig. Je moet het wél verstandig doen. Je bedrijf moet het kunnen bijhouden. Het is goed een paar jaar vooruit te kijken. Maar een ring op het stadion bouw je niet stoeltje voor stoeltje. Over een kloof spring je in één keer.’
Voorzitterschap
Van Kastel wordt in de sponsorrangen nu al genoemd als toekomstig voorzitter. De onvrede over de onbekende door voormalig voorzitter Van Delft geparachuteerde Vincent Paes is nooit weggeëbd. Ineens is Van Kastel even stil: ‘Dit commissariaat is een goede manier betrokken te zijn bij de club. Ik ben niet een man van de omlijnde toekomstplannen voor mezelf. Ik wil graag mijn achtergrond inbrengen en wat er daarna gebeurt, zie ik wel. Van Delft heeft me niet als voorzitter gevraagd, dus dan hoef ik daar niet over na te denken. Het was niet aan de orde, bovendien hebben we in Vincent Paes al een zeer goede en betrokken voorzitter. Er is bij NEC genoeg te doen. Zoals het veiligheidsoverleg, waar ik nu aan de andere kant van de tafel zit. Daar heb ik wel ideeën over. Dat heeft heel veel met je imago en uitstraling te maken en dus ook met je succes op lange termijn. Wil je verder groeien, je stadion vol krijgen, andere partijen interesseren en je supporters nog meer aan je binden, dan draait het daar uiteindelijk om. Mensen willen een fijne ambiance waarin ze voetbal kunnen zien. Met een grote teringbende wil je niet geassocieerd worden, zeker niet als sponsor. Je moet het samen goed regelen.
Bij NEC hoort ook een soort gedragscode, een huisreglement. Dat kan beter. Het zit in je houding en gedrag. Je moet weten watje wilt uitstralen. Wij moeten in die stadions actiever aan veiligheid werken. De maatregelen die je treft moeten ten opzichte van je gast aanvoelen als service, dienstverlening. Kijk naar de regeling bij uitwedstrijden. Die wordt als ongemakkelijk ervaren. Het is te duur, je wordt opgehokt, het kost veel tijd. Beloon die mensen dan met een filmpje onderweg, een dvd na afloop, een meet en greet noem maar op. Dan maak je regelingen toch aantrekkelijker. Bij De Efteling moet je ook wachten, maar daar bieden ze acts tussendoor. Mensen in het Casino’s moeten zich ook registreren. Koppel dat aan een lot voor een optreden van Gordon of een reisje dat je kan winnen, een keer naar Wembley. Als mensen moeten wachten, geef ze dan iets om het aangenamer te maken, een drankje, een hapje of muziek. Dan kijk je op een andere manier. Ze moeten dan wel een hobbeltje nemen, maar dat maken we zo aangenaam mogelijk.’
Als voetbaljournalist klinkt dit toch allemaal niet echt als de stadionrealiteit. Een biertje en een bitterballetje? Daar gaan mensen mee gooien. Voetbalstadions zijn een speeltuin waar volwassen mannen weer even kwajongen willen zijn. Van Kastel knikt: ‘Je kunt de ideeën van het Casino natuurlijk niet zomaar even overtanken naar de stadions. Maar je kunt er wel dingen van leren. Je moet mensen netjes behandelen. Dat gebeurt lang niet goed genoeg. Mensen zijn echt niet gek. Laatst ben ik mee geweest naar Vitesse met onze supportersbussen. Je denkt, ik maak er een dagje vant maar het is heel wat om al om elf uur te vertrekken voor een ritje van twaalf kilometer. Je rijdt dan gigantisch om. Vervolgens betaal je 26 euro, waarvan negen voor de toegang. Dat is niet klantvriendelijk. Daarover moeten we eens gaan praten. Dat is een van de dingen die ik kan toevoegen. Ik denk dat als je een goede atmosfeer creëert, goede bedrijven en particulieren willen toetreden. Als je veel ongemakkelijk gedrag tolereert, blijven er veel mensen weg. In de kern begrijpen mensen dat wel. En ik heb het dan wel over iedereen. Net zo goed investeerders die zo’n vipruimte huren. Daar verlang je ook wat van. Als die jouw clubcode schenden, doe je daar ook wat mee. Je hoopt dat ze het goede voorbeeld geven. Je moet voortdurend stelling nemen voor je eigen normen en waarden.’