Voetbal International is bezig met een reeks die ze ‘Nostalgie’ noemen. Deze week daarin een verhaal over Mario Been
Als trainer neemt hij zijn vak uiterst serieus, als speler was hij een fliere-fluiter pur sang. Daarom kijkt Mario Been (44) met gemengde gevoelens terug op zijn actieve carrière. Enerzijds beleefde hij er enorm veel plezier aan, anderzijds vraagt de eenmalig international zich af of er niet veel meer in had gezeten als hij wat serieuzer voor het voetbal had geleefd.
Als Mario Been in 2006 trainer wordt van NEC, krijgt hij te maken met de nodige scepsis. Zou de Rotterdamse volksjongen wel passen bij de ambitieuze provincieclub? Bijna twee jaar later luidt het antwoord volmondig ja. De resultaten waren weliswaar niet altijd even denderend, maar Been is mateloos populair in De Goffert, zowel onder zijn spelers als de fans. ‘Ik voel me hier heel goed, ook al omdat Nijmegenaren lijken op Rotterdammers. Ook zij houden van hard werken en de mensen met wie ik werk en de omgeving zijn geweldig. De trainingsvelden liggen bijvoorbeeld midden in de bossen. NEC was bovendien een stap hoger dan Excelsior, mijn vorige club. Ik werd hier meteen geaccepteerd. Ik ben een open boek voor mensen. Als je tegen mij normaal doet, heb je geen enkel probleem. Het klikte direct.’
Been is geboren en getogen in Rotterdam. Hij groeit op met een twee jaar oudere zus in de Bonaventurastraat in de Tarwewijk, een echte volksbuurt op Zuid. Zijn vader is havenarbeider. ‘Mijn ouders wonen er nog steeds, net als die van Henk Duut, met wie ik later samenspeelde bij Feyenoord. We voetbalden meestal op het Mijnsheerenplein. Ook Frenkie Schinkels was er vaak. Hij speelde later nog voor onder meer AZ en Excelsior, en is nu trainer in Oostenrijk. Mijn pa moest keihard werken voor z’n centjes, toch kreeg zoonlief altijd de duurste voetbalschoenen, want iederéén had die. Die kostten wel honderd gulden, heel veel geld in die tijd. Bovendien schopte ik op straat vaak mijn schoenen kapot. Dan moest mijn vader weer overwerken om nieuwe te kopen. Bij ons thuis stond alles in het teken van het voetbal. Sneu voor m’n zus, die gek was op dansen en turnen. Ik wil niet zeggen dat ze erbij hing, maar de meeste aandacht ging toch naar mij.’
Al op zevenjarige leeftijd meldt de kleine Been zich aan bij een vereniging met een pretentieuze naam: FC Rotterdam. ‘Toch was dat een heel klein clubje, opgericht door mensen uit onze straat. Maar na een jaar werd ik al gescout door Lou Martens, de vader van de huidige Feyenoord-scout Maup Martens. Na een geslaagde proeftraining moest ik nog wel met mijn ouders voor de ballotagecommissie komen. Die ging na of ik wel van goed gedrag was. In die commissie zat ook Fred Blankemeijer, die nu nóg bij Feyenoord werkt. Ze stelden allerlei vragen en legden uit dat ik onder alle omstandigheden de naam van de club hoog moest houden. Ik werd gelukkig aangenomen.’
Op school loopt Been voorop in het katten-kwaad, samen met Schinkels. ‘We waren veel meer in voetbal geïnteresseerd. Elke dag waren we met een tennisballetje op het schoolplein bezig. Een grote bal mocht niet, omdat er veel fietsen op het plein stonden. Ik denk dat die kleine balletjes hebben meegeholpen mijn techniek te verbeteren. Het huiswerk schoot er nogal eens bij in. Zo heb ik het lokaal van de Franse les eens met een brandslang onder water gezet omdat ik een repetitie niet had geleerd. Mijn ouders moesten regelmatig op school komen, net als Aad van der Laan, bestuurslid van Feyenoord. Want op school wisten ze dat ze me het best konden straffen als ik niet mocht trainen of niet mee mocht naar een internationaal jeugdtoernooi. Met Feyenoord speelden we mooie buitenlandse toernooien. Mijn ouders gingen altijd mee met de vouwcaravan, samen met de ouders van Mike Snoei en Jantje Lecker. Dat was een feest.’ In de Feyenoord-jeugd ziet Been een stoet aan trainers voorbijtrekken van wie een aantal grote bekendheid zou krijgen; Leo Beenhakker, Ab Fafié, Hans Kraay, Theo Verlangen, Lou Martens, Jan Mak, Casper Huibregts, Clemens Westerhof en Wim Jansen. ‘Fafié was mijn favoriet, vooral als mens. Ik had een geweldige band met hem. Toen ik jaren later naar Pisa ging, gaf hij me een mooi schilderij dat hij speciaal voor mij had gemaakt. Ook met Beenhakker had ik een heel goed contact, we bellen nog steeds regelmatig. Al die verschillende jeugdtrainers zijn niet slecht geweest voor mijn ontwikkeling. Maar de trainingen waren destijds heel anders dan nu. Je ging in een rijtje staan om af te ronden. Als je achtste was in de rij, stond je minutenlang niks te doen. Nu zie je de jeugd bezig met allerlei leuke afwerkvormen, waardoor ze constant bezig zijn. Maar wij hadden destijds ons straatvoetbal, dat hebben ze nu niet meer.’
Uit die periode zullen veel spelers doorbreken. Behalve Been zijn dat onder anderen Mike Snoei, Henk Duut, Frenk Schinkels, Jan Lecker, Junior de Man en Dennis Valentijn. Been verschijnt ook in vertegenwoordigende jeugdelftallen en maakt deel uit van de selectie voor het EK Onder-18 van 1982 in Finland, met ook de Ajacieden Stanley Menzo, Sonny Silooy, Marco van Basten en Gerald Vanenburg. Nederland wordt al in de eerste ronde uitgeschakeld en Been haalt ook nog eens negatief het nieuws met een aantal uitspraken in VI. Een greep daaruit: ‘Karel Bouwens, Richard Budding, Stanley Brard, André Stafleu en André Hoekstra zijn prima gasten, maar ze kunnen niet voetballen.’ (…) ‘Ik begrijp de aankoop van Ruud Gullit niet. Ze hebben mij toch?’ (…) ‘Peter Houtman heeft bij Feyenoord nog nooit wat gepresteerd.’ (…) ‘Onbegrijpelijk dat trainer Ger Blok mij niet opstelde tegen Turkije. Dat heb ik hem ook wel even gezegd.’ Been krijgt dan ook snel de bijnaam Pietje Bell. Anno 2008: ‘Ik heb mezelf met die uitspraken helemaal afgebrand. Toen ik bij De Kuip terugkwam, heb ik dat wel even moeten horen. Dat was een heel harde leerschool.’ In juni 1983 maakt Been wél furore tijdens het WK Onder-20 in Mexico, onder meer met een schitterende goal tegen Brazilië (1-1). Hij is vrijwel dagelijks op Mexicaanse tv-zenders te zien met wéér een interview in zijn mavo-Engels. Oranje heeft een prima elftal met ook Vanenburg, Van Basten, John van ’t Schip en Silooy, maar strandt in de kwartfinale tegen Argentinië na een snoeiharde wedstrijd (2-1).
‘We mochten niet winnen van de scheidsrechter (de Engelsman Keith Hackett trekt rood voor Duut, Vanenburg en Tjapko Teuben, de inmiddels gewisselde Been wil na afloop de arbiter te lijf en moet door ploeggenoten in bedwang worden gehouden, red.), anders waren we misschien wereldkampioen geworden. Maar het was een fantastisch toernooi om mee te maken. Ik had ook een geweldig contact met coach Kees Rijvers, een heel warm mens.’ Rijvers op zijn beurt heeft een zwak voor Been, blijkt bijvoorbeeld tijdens een persconferentie in Guadalajara voor het duel met Brazilië. Als een Amerikaanse journalist vraagt of Rijvers zelf ook op hoog niveau heeft gevoetbald, antwoordt de coach: ‘Ik heb na de Wereldoorlog in het Nederlands elftal gespeeld.’ Waarna Been, als belangstellende aanwezig, zijn hand opsteekt en vraagt: ‘Na de Eerste of de Tweede Wereldoorlog?’ Rijvers moet er smakelijk om lachen.
Been is een typische nummer 10. Hij heeft overzicht, beschikt over een fraaie steekpass, passeeracties en hij scoort regelmatig. Hij is alleen niet snel, fysiek niet sterk en verdedigt matig mee. Voor het seizoen 1983/84 is Johan Cruijff in De Kuip gearriveerd. Hij wordt spelmaker en speelt dus op de positie van Been, die wéér geen basisplaats heeft. ‘Als Rotterdammers zagen wij de komst van Cruijff helemaal niet zitten. Wat moesten wij nou met zo’n Ajacied? Totdat meneer even op de training liet zien wat hij nog kon. Ongelooflijk. Cruijff heeft ons dat jaar de dubbel bezorgd. Ook als mens is hij me enorm meegevallen, Johan had ook een zwak voor mij, hij liet zich regelmatig wisselen om mij te laten invallen. Hij dacht alleen alles te weten. Reservekeeper Peter Brunings en ik hebben hem daarom eens gedold. We hebben een woord verzonnen en Johan gevraagd wat dat betekende. Dat kon hij natuurlijk prima uitleggen, maar dat woord bestond helemaal niet! Daar hebben we wel even om gelachen. Johan kon dat ook best hebben.’
Been krijgt een speciale band met assistent-trainer Willem van Hanegem. ‘Ik mocht vaak met hem naar huis meerijden. Of hij nam me mee naar Adidas en dan kreeg ik nieuwe voetbalschoenen. Maar op het veld heeft hij nooit iets positiefs over me gezegd. Als ik na een training bijvoorbeeld zei: Lekker getraind, hè, Willem?, somde hij op wat ik weer verkeerd had gedaan. Liep ik soms huilend van het veld. Willem zei dan: "Wees nou blij dat ik kritisch op je ben. Je moet je pas zorgen maken als ik niks meer tegen je zeg". Daar zat wat in.’
In het seizoen 1984/85 is het dan zover: Been heeft een basisplaats, als de opvolger van de gestopte Cruijff. In 32 competitieduels maakt hij achttien goals. ‘Mijn grote droom was werkelijkheid geworden. Als ik met mijn ouders als jochie langs De Kuip reed, zei ik: Hier ga ik spelen en dan staan de mensen op de banken voor me.’Tot het seizoen 1987/88 blijft Been een vaste waarde. Maar hij botst die jaargang met trainer Rinus Israël en loopt een stevige knieblessure op. ‘Israël was een smet op mijn carrière. Hij was geweldig cynisch. Dat kon ik best hebben, maar bij mij zei hij ook heel vervelende dingen in de privé-sfeer. Ik wil daar verder niet op ingaan, maar het was echt onmenselijk. Het gekke was dat hij op feestjes heel anders was. En als ik hem later over zijn kleinkinderen hoorde praten… Hij was dus best gevoelig, maar ik moest niks van de trainer Israël hebben.’
Israël vindt dat Been bepaald niet serieus voor zijn sport leeft. ‘Klopt’, bekent Been twintig jaar later. ‘Als trainer ben ik nu totaal anders. Ik houd jongens als Brett Holman en Jeremain Lens ook steeds voor dat ze er alles voor moeten doen om het maximale uit hun carrière te halen. Dat heb ik dus niet gedaan, anders had ik misschien dertig, 35 interlands gespeeld. Ik werd in 1984 niet voor niks uitgeroepen tot Talent van het Jaar, vóór Vanenburg en vóór Van Basten. Dan moet je toch concluderen dat die twee het beter hebben gedaan dan ik. Ze waren misschien ook wat slimmer. Op een gala stond ik bijvoorbeeld met een biertje in mijn hand en Vanenburg met een jus d’orange. Maar achter zijn rug had-ie een glas wijn. Ik heb maar één interland gespeeld (op 14 november 1984 tegen Oostenrijk, red.), als invaller. En die verloren we ook nog met 1-0.’
In die tijd is Been een prooi van sommige media, die scoren over de rug van de Rotterdamse flapuit. ‘Ik heb al die interviews nog liggen en als ik ze weer eens doorlees, denk ik: Mario, wat ben je soms toch ontzettend dom geweest door zulke dingen te roepen. Ik liet ook wel eens een training schieten omdat ik geen zin had. Daar word je natuurlijk ook niet beter van. Ik was te gemakzuchtig.’ Medio 1988 wil Been weg bij Feyenoord, vooral vanwege de aanwezigheid van Israël. ‘Ik mocht voor 1,2 miljoen gulden vertrekken. Ik heb een videoband gemaakt met allemaal mooie acties en doelpunten van mij en daarmee zijn makelaars op pad gegaan. Al snel kwam Pisa, dat speelde toen nog in de Serie A.’ De puissant rijke Pisa-president Romeo Anconetani is zelfs naar De Kuip gekomen en wil Been het liefst meteen meenemen. ‘Die man was gek van me. Ik kreeg zelfs twee zoenen van hem. Hans Kraay deed mijn zaken in die tijd en zei: "Joh, die man valt op jou, ik ga het dubbele aan salaris vragen". Maar die president bleek iederéén voortdurend zoenen te geven. Bij de onderhandelingen zei hij steeds dat Kraay te veel vroeg. Maar hij dronk zóveel wijn dat-ie ineens ja zei. Ik moest alleen wel voor drie jaar tekenen.’ Been gaat liefst een half miljoen gulden netto verdienen in Pisa. ‘Toen ik daar aankwam stond het hele vliegveld vol. Op een regionale tv-zender hadden ze mijn videoband laten zien. Ze zagen mij daar echt als verlosser, ik werd als een god behandeld, in een peperdure zaak mocht ik meteen alle kleding uitzoeken die ik hebben wilde. Later bleek dat we van de voorzitter voor elke wedstrijd naar die winkel mochten, hij betaalde alles. Anconetani dacht dat we de volgende dag extra ons best zouden doen als we al die kleding hadden gekregen. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Als we verloren, dan moesten we direct de bus in en in trainingskamp voor het volgende duel. Als wij dan opperden dat we geen schoon ondergoed hadden, reageerde hij niet, maar vervolgens lagen er bij elke speler op de kamer tien nieuwe onderbroeken. Die man lééfde voor de club.’
Pisa degradeert niettemin in het eerste seizoen van Been, die nog wel furore maakt met een goal vanaf bijna zestig meter. ‘Er wordt nu wel eens gezegd dat die afstand overdreven zou zijn, maar het was echt zo. Ik stond nog op mijn eigen helft tegen Messina, deed net of ik opendraaide en schoot ineens over die keeper heen. Er zijn maar een paar spelers ter wereld die ook zo’n soort goal hebben gemaakt, zoals Diego Maradona. Als voetballer en als mens was Pisa een enorme ervaring. Mijn eerste kind Gianluca is er bovendien geboren. Ik speelde ook tegen de groten der aarde: Maradona, Jürgen Klinsmann, noem maar op. We hielden AC Milan in San Siro nog op 0-0. Gullit, Van Basten en Rijkaard speelden er nog. Van alle drie heb ik het eerste kwartier een schop gehad. Toen we terugkwamen in Pisa stonden er tien-, vijftienduizend mensen op het vliegveld te juichen of we de Europa Cup gewonnen hadden. Maar goed, we degradeerden wél.’
In zijn tweede seizoen promoveert Been alweer met Pisa. ‘Kort voor het begin van mijn derde jaar kreeg ik een heel vervelende buikblessure. Je mocht in Italië destijds maar drie buitenlanders opstellen. Omdat ik er zo lang uit lag, kocht de president de Argentijnse verdediger José Antonio Chamot. Ik had de deal met de voorzitter gemaakt dat ik al mijn geld zou meekrijgen plus de helft van de transfersom van vijf ton. Zo kwam ik al in het begin van het seizoen 1990/91 bij Roda JC terecht, geldschieter Nol Hendriks zag het wel in mij zitten.’ Maar in Kerkrade gaat het helemaal mis. Been bakt er weinig van en wordt zelfs de enige miskoop van Hendriks genoemd, ‘Dat vond ik wat overdreven, maar ik speelde inderdaad niet best. Was ook een beetje mijn eigen schuld, maar ik vond dat we te veel kapiteins op één schip hadden: Eric van der Luer, Michel Boerebach, Silvio Diliberto en ik. Op een gegeven moment liep ik de slidings te maken en gaf Eugène Hanssen de steekballen. Daar klopte niks van, buiten het feit dat ik niet helemaal fit was.’
Na dat teleurstellende jaar vertrekt Been naar SC Heerenveen, dat in de Eerste Divisie speelt. Hij arriveert tegelijk met René van der Gijp, ook een enfant terrible. Dat kan dus nooit goed gaan. ‘Dat viel wel mee. Gijpie heeft er ook alles aan gedaan mij naar Heerenveen te krijgen. Tijdens de onderhandelingen in een hotel trad hij zelfs op als ober en elke keer als hij iets serveerde, vroeg hij: "Is het nou al rond?" Jammer genoeg raakte René al vrij snel geblesseerd, we hebben niet zo vaak samengespeeld. Maar we hebben daar ontzettend veel plezier gehad, ook al doordat Fritz Korbach trainer was. Bovendien vond ik Friezen heel aardige mensen. Alleen promoveerden we net niet. Mijn salaris drukte te zwaar op de begroting en ik moest dus op zoek naar een nieuwe club.’
Dat wordt Wacker Innsbruck uit Oostenrijk, waar eerder Hugo Hovenkamp heeft gespeeld. ‘Hugo vertelde dat de club een middenvelder zocht. Ik moest nog wel even een proeftraining afleggen. Ik gaf een paar geslaagde voorzetjes en kreeg meteen een prima contract voor twee jaar. Trainer Branko Elsner dacht alleen dat ik een diepgaande middenvelder was. Nou, als ik één ding niét was, dan was het wel een diepgaande middenvelder. Ook al doordat ik na die blessure bij Pisa nooit meer helemaal de oude ben geworden. Ik heb in Oostenrijk nog wel een paar heel mooie goals gemaakt, vooral voor de beker, maar dat was het dan ook wel. Mijn enige hoogtepunt was dat ik daar op een berg woonde met een schitterend uitzicht over Innsbruck. Als het had gesneeuwd, kon ik niet naar beneden. Daardoor heb ik heel wat trainingen moeten afzeggen. Mijn vrouw en zoontje zaten alleen maar op die berg, die hadden niks te doen. Op een gegeven moment heb ik de voorzitter gevraagd of ik terug mocht naar Nederland, hij kon mijn salaris houden.’
Bij grote clubs is de dan 29-jarige Been uit beeld geraakt, hij kan terecht bij het armlastige Excelsior in de Eerste Divisie. Hij wordt er aanvoerder en blijkt zijn gevoel voor humor nog niet te hebben verloren. Tijdens een bestuursvergadering waarbij hij de spelers vertegenwoordigt, is een agendapunt: een locatie voor een feestavond voor de sponsors. Op dat moment hééft Excelsior nauwelijks geldschieters. Been heeft wel een idee: ‘Zou een telefooncel niks wezen?’ Anno 2008: ‘Ik heb nog twee leuke jaren gehad bij Excelsior, we haalden zelfs de nacompetitie. Na afloop van duels was het ook erg gezellig. Maar ik raakte weer zwaar geblesseerd. Het ging niet meer, in 1995 werd ik dan ook afgekeurd.’
Been belandt echter niet in een zwart gat. ‘Het was wel een klap, ik was tenslotte nog geen 32. Maar Excelsior gaf me de kans trainer te worden. Ik heb er de F’jes getraind, de Al, de amateurs, het tweede en ik assisteerde Adrie Koster bij het eerste. Een geweldige leerschool. Ik heb veel te danken aan Excelsior.’ Heeft Been, afgezien van zijn alom bekende ambitie ooit trainer van Feyenoord te worden, nog andere idealen? ‘Ik zou ook graag nog eens trainer in Italië worden, want dat is nog geen enkele Nederlander gelukt. Er wordt nu erg behoudend gespeeld in Italië, maar wie weet kun je als Nederlander voor een kentering zorgen.’