NIJMEGEN – Hun verhaal is vergelijkbaar. Beiden zijn jonge, regionale talenten die bij NEC in hun ‘seizoen van de waarheid’ vooralsnog niet goed genoeg worden geacht voor een basisplaats. En dat terwijl hun contract afloopt. De middenvelders Erik Wegh (22) en Ivo Rossen (20) over een leven tussen hoop en vrees.
In de brasserie van het Goffertstadion is het goed toeven aan de ‘jongerentafel’. Frank Demouge, Jeffrey Leiwakabessy, Resit Schuurman, Mike Zonneveld, Ivo Rossen en Erik Wegh hebben tijdens de lunch de grootste schik.
Het is illustrerend voor de puike sfeer binnen de NEC-selectie. Basisspeler of geen basisspeler. Het maakt niet uit. Iedereen wordt voor vol aangezien.
Toch nemen Rossen en Wegh momenteel wel degelijk een wezenlijk andere positie in dan de rest van hun jeugdige tafelgenoten. Hun contract loopt deze zomer af en de zo gewenste doorbraak is vooralsnog uitgebleven. De tijd begint ernstig te dringen, zo beseft het duo als geen ander.
“Voor aanvang van dit seizoen wist ik dat dit míjn jaar moest worden”, zegt Erik Wegh. “Mijn doel was helder: veel speeltijd krijgen. Tot nu toe blijft het slechts bij korte invalbeurten. Dan moet je realist zijn. Ik wil er nog niet te veel aan denken, maar ik besef dat het straks voor mij afgelopen kan zijn bij NEC.”
Wanneer Erik Wegh vertelt, knikt de tegenover hem zittende Ivo Rossen instemmend. Het talent uit Grave mag eveneens regelmatig bankzitten, maar is nog minder te benijden. Hij wacht nog immer op zijn competitiedebuut.
“Het is een lastige situatie”, erkent Rossen. “De trainer heeft gezegd: iedereen zal kansen krijgen. Natuurlijk heb ik mijn eigen ramen ingegooid door laatst tijdens het trainingskamp in Turkije bij een duik in het zwembad mijn tanden af te breken waardoor ik een tijdje niet inzetbaar was. Maar toen ik tegen Hertha BSC weer fit genoeg was, mocht ik nóg niet invallen. Dat is moeilijk. Ik wil zo graag profvoetballer blijven. In het tweede elftal doe ik elke week mijn stinkende best. Ik wil Neeskens overtuigen en desnoods scouts van andere clubs. Ik wil slágen. Het liefst bij NEC, maar als dat niet lukt van mijn part bij Eindhoven. Dan maar een stapje terug.”
Wegh: “Misschien is zo’n eerstedivisie-ploeg voor ons juist een stap vooruit.”
Rossen: “Misschien wel. Ons voordeel kan zijn dat we tamelijk goedkope spelers zijn. Misschien vergroot dat straks de kans dat we alsnog ons profbestaan kunnen verlengen.”
Wegh: “Toch staan we natuurlijk niet echt sterk. Wie kent Ivo Rossen en Erik Wegh nu helemaal? Mocht het straks bij NEC voorbij zijn, dan mogen we gewoon blij zijn als we nog een profclub vinden. Zo reëel moet je zijn. Het aanbod aan profs is veel groter dan de vraag. Als ik bij mijn oude club De Bataven langs de lijn sta te kijken, worden er altijd grapjes gemaakt. Zo van: ‘Erik, je mag van ons best terugkomen’. Ik heb zelfs al een uitnodiging van het zevende elftal gekregen om daar voor een kratje bier te komen voetballen. Toch merk ik nog altijd dat de mensen uit Gendt het mooi vinden dat ik het tot prof heb geschopt. Ze hopen echt dat ik het uiteindelijk zal redden.”
Rossen: “Als regionaal talent heb je bij de fans een streepje voor. Kijk naar Frank Demouge, kijk naar Jeffrey Leiwakabessy. Die zijn populair. Maar je wordt bij die mensen pas bekend als je ook werkelijk speeltijd krijgt. En zolang je die niet verovert, is het logisch dat als ik De Goffert binnenloop supporters me hooguit herkennen omdat ik een NEC-pak draag. En dan nog kunnen ze denken: wie is dat ook alweer? Frank Demouge misschien?”
Wegh: “In het begin was ik blij met elke speelminuut. Maar je legt de lat steeds hoger. Logisch. Mijn eerste doel was: lid worden van de eerste selectie. Dat lukte. Nu wil ik een basisplaats. Maar dat lukt me te weinig. Toch blijf ik hopen dat ik de komende tijd de trainer nog kan overtuigen. Er bestaat toch niks mooiers dan doorbreken bij de club uit je eigen regio? Ik merk het aan mijn neefje. Toen ik nog bij Vitesse speelde, wilde hij niks van me weten. Nu neemt-ie bij thuiswedstrijden een spandoek voor me mee.”
Rossen: “Hopelijk krijg ik het ook nog voor elkaar om de trainer te overtuigen. Er zijn best avonden waarop ik thuis denk: ‘verdomme, ik wil speeltijd’. Of dat reëel is, weet ik niet, maar de drang is groot. Ik ben ook ’n type dat altijd wil weten hoe de trainer over me denkt. Ik heb nu voorgesteld om elke twee weken met hem terug te kijken: wat ging er goed, wat ging er fout. Ik heb het geluk dat ik heel goed kan praten met mijn vader die vroeger ook op hoog niveau heeft gevoetbald.”
Wegh: “Ik ben meer een binnenvetter. Ik wil niet te veel praten, ik wil spelen. Klaar. Daar mogen de mensen me dan op afrekenen. Ik weet heel goed dat je als voetballer pas recht van spreken hebt als je speeltijd afdwingt. Dan kun je jezelf ook verwijten maken. Nu eigenlijk niet.”
Rossen: “Nogmaals, ik denk er niet graag aan, maar natuurlijk ben ik in mijn achterhoofd ook voorzichtig bezig met een toekomst buiten het voetbal. Maar ook als ik prof mag blijven, wil ik weer een studie oppakken. Als prof heb je best veel vrije tijd.”
Wegh: “Het is inderdaad prettig om ‘iets’ te hebben naast het voetbal. Ik ben inmiddels ook bezig met een Heao-studie.”
Rossen: “Maar voorlopig blijf ik mezelf inprenten dat ik het wil redden in de voetballerij. Mijn moeder zegt soms: ‘Je mag best wat trotser zijn op wat je al bereikt hebt’. Maar dat lukt me nog niet echt.”
Wegh: “Toch Ivo, is ’t mooi als je eenmaal je officiële debuut hebt gemaakt. Over dertig jaar ben je misschien opa en denk je: dat heb ik toch maar mooi voor elkaar gekregen. Ik had na mijn eerste wedstrijd ook heel sterk het gevoel: dit pakt niemand me meer af.”
Bron: De Gelderlander