‘Ik heb achttien jaar bij NEC gezeten. Mijn laatste wedstrijd was in 1994 als assistent tijdens de bekerfinale tegen Feyenoord in De Kuip. Daarna kreeg ik opeens een envelop dat het voorbij was. Ik heb nooit gehoord waarom. voor mijn part hadden ze me verteld dat ik een lulletje was, prima, dan ga ik wel. Maar tot op de dag van vandaag weet ik niet waarom ik weg moest. dat was de druppel. Daar heb ik een hele vieze smaak aan over gehouden, dat wil ik niet nóg een keer meemaken.
Ik ben nu 48 en geniet enorm. ik heb een zoon van tien, ben pas laat vader geworden en wil hem zien opgroeien. Daar word ik gelukkig van. Dan kun je wel van alles willen, maar wat is er meer dan geluk? Ik kies voor Dennis, mijn kleine. Daar kan geen club tegenop. Als dakdekker sta ik regelmatig boven op een flat. Sta ik ook mooi even aan de top, denk ik dan, haha. Als je trainer wilt worden in het betaalde voetbal moet je geen gezin hebben, in mijn ogen is dat geen leven. Ik zie ze steeds weer op tv; ze worden niet goed, krijgen en pacemaker en lopen met zúlke wallen onder de ogen. Het is gewoon acht dagen in de week heel hard werken. Dat doe ik nu ook wel maar, maar ik geloof heel erg in plezier en ontspanning. Ik wil de spanning juist weghalen, ook bij mijn jongens. De laatste wedstrijd voor de winterstop speelden we de tegenstander overhoop, maar verloren we toch. Dan sta ik maandag voor de spiegel en denk ik: Hoe kan dat? Maar dat weet niemand.’
Bron: Voetbal International