Gijs Wielaert is een gelukkig man. Met de voetballers Rob Wielaert (NEC) en Joris Mathijsen (Willem II) als kleinzoon voelt hij zich enorm bevoorrecht. Zaterdagavond stonden de twee tegenover elkaar.
De wedstrijd tussen Willem II en NEC is net begonnen als Gijs Wielaert zijn gedroomde uitslag prijs geeft. Hij hoopt op een 1-1 gelijkspel. Verrassend, want zijn kleinzoons (allebei verdediger), houden in dat scenario niet de nul. Maar opa heeft een goede reden om te pleiten voor meer dan een doelpuntloos gelijkspel. “Vorige week ben ik bij NEC – PSV geweest. Daardoor heb ik Willem II niet met 6-0 zien winnen van Volendam. Zes keer heb ik dus het nummer van Frans Bauer gemist dat ze hier na ieder doelpunt draaien. Daarom wil ik dat vanavond horen, dat is goed voor de sfeer.”
Gijs Wielaert is 73 jaar, maar ziet er stukken jonger uit. Met een brede grijs vertelt hij dat de vrouwen daar net zo over denken. Na 36 jaar bij de marine als ‘opleider rijbewijzen’, mocht hij op zijn vijftigste met pensioen. “Ik heb twee keer de tropen gedaan, Nieuw Guinea en Curaçao. Moest ik de militairen links leren rijden. Heerlijk was dat, lekker in het zonnetje.”
Deze avond in Tilburg miezert het en opa Wielaert maakt een zenuwachtige indruk. “Een beetje wedstrijdspanning, dat heb ik altijd. Ik ga ook vaak naar mijn andere kleinzoons kijken, soms zie ik vier potjes in een weekend. Maar vandaag (zaterdag, red.) heb ik nog geen wedstrijd gezien. Ik heb me volledig kunnen concentreren op vanavond. Vanmorgen heb ik om zeven uur de krant gehaald. Daarna heb ik Joris en Rob een sms-je gestuurd. Daar zet ik dan in dat ik ze wel zie bij de warming-up. ‘Je manager’ tik ik er dan vaak onder.”
Misschien is dat wel het geheim achter de jeugdige uitstraling van opa Wielaert. Sinds vijf jaar heeft hij een mobiele telefoon en sms’t hij zich helemaal suf. “Ik krijg er wel tien per week”, zegt Mathijsen na de wedstrijd. Maar opa ontkent. “Meestal stuur ik er een direct na het weekend en eentje vlak ervoor als een soort warming-up. Via de sms kan ik altijd binnen komen, kunnen ze nooit zeggen dat ze er niet zijn. Want je kunt ze ook niet de hele dag gaan lopen bellen.”
Opa Wielaert woont sinds 1968 in Tilburg. Toch zijn NEC en Willem II hem inmiddels even lief. “Ik ga graag naar Willem II, maar ook bij NEC heb ik het naar mijn zin. Ik heb geen voorkeur meer. Mijn vrouw en dochter zeiden dat ik op moest passen met wat ik zou zeggen. Dat ik geen partij zou kiezen. Maar je gaat mij op mijn leeftijd toch niet meer vertellen wat ik moet zeggen.”
Dus zegt opa Wielaert wat hij kwijt wil en zit hij voor rust apart van de familie. “In de eerste helft zit ik meestal helemaal alleen. Dan kan ik dat gekakel van de familie niet hebben. Na rust, zeker als ze voor staan, ga ik dan naar de familie toe. Die zitten in de hoek waar de spelers na afloop van de wedstrijd ook altijd even naartoe komen om te bedanken.”
Dat opa Wielaert echt onpartijdig is, blijkt al na acht minuten. “Dat is goed afgelopen”, zegt hij als Shoukov de bal namens de thuisploeg net over kopt. Bij een kans voor Mathijsen reageert hij heftiger. “Dan was ik natuurlijk wel even opgestaan”, doelt opa Wielaert op een goal van zijn kleinzoon. “Normaal doe ik dat niet. Bij een doelpunt blijf ik gewoon zitten en deel alleen wat stompjes uit.” Als voorbeeld balt hij twee vuisten en stoot ze kort naar voren.
Opa Wielaert staat al eeuwen te boksen rond de velden. Zijn zoons Gerard (de vader van Rob Wielaert) en Bert speelden allebei betaald voetbal, ook bij Willem II. Daarna kwamen de kleinkinderen. “Ik heb ze vanaf het begin meegemaakt Vroeger reden we al die jeugdtoernooien af. Twee klapstoeltjes achterin de auto en dan zat je daar de hele dag. Andere mensen gaan het bos in, wij deden dit.”
Zo’n toernooi kostte wel een lieve duit. “Ik gaf ze toen een guldentje voor iedere goal. Ze scoorden redelijk veel. Daarom rekende ik altijd gelijk af, anders liep het teveel op.”
Mathijsen kan het zich goed herinneren. “Rob scoorde iets meer dan ik, want hij stond in de spits. Ik was aanvallende middenvelder. Of ik meer aan opa verdiende dan ik zakgeld kreeg? Opa was mijn zakgeld.”
Maar opa betaalde met liefde. “Ik ben bevoorrecht met twee van die jongens. De naam Wielaert is wel van mij, dat is een verschil, maar ze zijn me even lief. Ze kunnen niet alleen goed voetballen, maar zijn ook wat betreft karakter een lot uit de loterij. Ze zijn positief en lopen niet naast hun schoenen. En ze hebben gevoel voor humor. Op feestjes gaat het altijd over voetbal. De vrouwen doen dan ook mee op hun manier. Dan horen ze iets en willen ze daar ook hun mening over geven. Maar het voetbalverstand zit toch meer bij de mannen.”
Toch gokt opa Wielaert deze avond steeds verkeerd. Vlak na rust zegt hij het gevoel te hebben dat het 0-0 blijft. Een minuut later scoort Denneboom de 1-0. Opa reageert niet, maar zegt even later wel dat de 1-1 in de lucht hangt. Tien minuten later scoort Caluwé de 2-0. Opa gaat nu wel staan, maar pas als hij zijn kleinzoon in Nijmeegse dienst woedend naar de scheidsrechter ziet rennen. Na het tweede doelpunt transformeert opa in een NEC-supporter. ‘Nu doe je het een keer goed’, zegt hij cynisch als de grensrechter een aanval van Willem II afvlagt. Het derde doelpunt doet opa de meeste pijn. Wielaert staat bij Van den Eede als die de 3-0 binnenkopt. “Hij had nog helemaal niet gescoord dit seizoen en dan nu… Nou ja. Het had van mij niet gehoeven.”
Opa is niet blij met de uitslag, maar telt zijn zegeningen. “Joris heeft het talent van zijn opa, daarom is hij ook links. Helaas is die man al overleden. Hij heeft nooit mee mogen maken dat Joris bij Willem II in het eerste speelde. Als ik daaraan denk prijs ik me zo gelukkig, dat ik dat wel mee mag maken.”
Maar onheil hangt in de lucht. “Ik ben zo bang dat Joris naar een andere club gaat”, zegt opa Wielaert. Mathijsen bevestigt dat later. “Ik ga honderd procent zeker weg bij Willem II.”
Opa vloekt als hij het hoort. “Welke club het ook wordt, hij mag altijd langskomen”, heeft zijn kleinzoon gezegd. Maar misschien speelt die club wel ver weg. En Frans Bauer draaien ze natuurlijk helemaal niet na een doelpunt.’
Bron: De Gelderlander