Jack de Gier, een spits die het kan afmaken

Aan het begin van dit voetbalseizoen versterkte NEC zich met Jack de Gier. Na een half jaar België keerde de vermaarde doelpuntenmaker terug op de Nederlandse velden. Veel goals en een aanstekelijke manier van spelen maakten hem al snel geliefd bij het Nijmeegse voetbalpubliek. De Blik sprak met Jack de Gier op een moment dat de prestaties van de club tegenvallen. De populariteit van de Brabantse ‘El Butre’ lijkt er niet onder te lijden.

Je bent in korte tijd erg populair geworden…
‘Als je doelpunten maakt, dan zit dat meestal wel goed. Maar ik geef ook nooit op. Als het echt slecht gaat doe ik misschien wel eens domme dingen, maar ik ga wel nóg harder werken. Dat wordt gewaardeerd. Bovendien hou ik ervan het publiek bij de wedstrijd te betrekken. Dat is in Nijmegen nog niet helemaal gelukt, maar dat komt doordat ze hier ook een beetje aan de zijkant zitten. Voetballen in de richting van het doel waar de fanatieke supporters zitten, en als je scoort het publiek een beetje gek maken, dat is het mooiste wat er is.’

Een paar jaar geleden was je hier even niet zo populair…
‘Die spreekkoren vanaf de tribune bedoel je? Daar heb ik geen problemen mee. Dat is in de wedstrijd. Op het veld is dat hetzelfde. Dan kan ik met jou ruzie hebben en om half vijf staan we samen een biertje te drinken. Dat hou ik gescheiden. Toen ik nog bij Willem II speelde, maakte ik een keer een grove overtreding op Benito Kemble van NEC. De rest van de wedstrijd was het de hele tijd ”Kanker-De-Gier, Kanker-De-Gier”. Maar ik scoorde twee keer toen ben ik naar dat vak van NEC gelopen. Ik heb echt uitdagend voor het vak gestaan. Ik wilde eerst mijn broek laten zakken, maar dat heb ik niet gedaan. M’n touwtje zat vast.’

Hoe ben je bij NEC terecht gekomen?
‘In de jeugd speelde ik in Schijndel. Mijneerste contract kreeg ik bij FC Den Bosch. Via ambuur en Go Ahead Eagles kwam ik bij Willem II terecht. Het laatste half jaar vóór NEC speelde ik voor Lierse SK, dat toen Champions League speelde. NEC zag ik niet als een stapje terug. Een jaar eerder was ik al in onderhandeling geweest. Ik heb ze het hele jaar gevolgd ook al omdat Calderwood de trainer was. Toen bleek wel dat ze een goed elftal hadden. En Calderwood zocht nog een spits die het kon afmaken. Ik merkte dat de club volop in leven is. Dan zie je dat NEC niet het lelijke eendje is, zoals iedereen altijd dacht. Dus ik zag dat wel zitten.’



‘Na een wedstrijd kon je me weggooien’


Jullie zijn na een flitsende start wel behoorlijk aan het wegzakken…
‘De laatste tijd gaat het minder. Wij lopen hier ook met zo’n sik. Vijf weken geleden zweefde we als het ware. Nu wil het niet lukken en dat is klote. Hoe dat komt? De eerste wedstrijden hebben we in dezelfde formatie gespeeld. Dan heb je automatismen. Daarna zijn er blessure’s gekomen, de resultaten gaan tegenzitten en je krijgt vormverlies. Maar we trainen goed en kunnen goed met elkaar opschieten. dan schrijft de pers ”het seizoen gaat als een nachtkaars uit”. Maar als sportman wil je altijd winnen. Ik heb een eergevoel en ik heb een bepaald gemiddelde opgebouwd in de loop der jaren. Dat wil ik niet weggooien door nu tien wedstrijden flierefluitend over het veld te gaan. Zo zit dat niet in elkaar.


Je hebt uiterlijk een metamorfose ondergaan. Heeft dat invloed op je spel?
‘Ja, ik ben wat kilo’s afgevallen. En een ander kapsel werkt ook wel mee. Nee, ik ben mijn wilde haren niet kwijt hoor. Maar ze zijn niet meer zo lang. Mensen uit mijn familie zeggen ook weleens: ”We moeten nu goed kijken om te zien waar je loopt. Het is dat we weten dat je nummer 15 hebt.” Vroeger was ik makkelijk herkenbaar ja. Kousen naar beneden… Misschien had het met mijn speelstijl ook wel voordelen om wat zwaarder te zijn, maar qua loopwerk is het een nadeel. Ik speel wedstrijden nu veel makkelijker en herstel ook sneller. Vroeger kon je me s’avonds na een wedstrijd weggooien.’

Je had ook de uitstraling van een café-voetballer.
‘Ja, dat is op Studio Sport ook weleens gezegd. Maar dat deed ik er toen ook bij hoor. Vroeger wel. Ik was nog vrijgzel en speelde op zondagochtend weer een wedstrijd bij de ”Hulkies” in Schijndel. Dat was een vriendenelftal. In de zomer speelde ik altijd mee in het cafétoernooi. Dan stond ik niet in de spits hoor. Ik ging meestal aan de zijkant staan, om niet te veel klappen op te lopen. Een beetje uitkijken. Toen voetbalde ik echt voor mijn plezier. Nu nog wel, maar het gaat ook om de knikkers en dat brengt niet altijd plezier met zich mee. Maar na mijn carriére ga ik dat weer doen.

Je bent een echte voetballiefhebber?
‘Ja. Voordat ik zelf voetbalde had ik een seizoenkaart bij PSV. Dat was in de jaren dat PSV de Europacup won en Anton Janssen er nog speelde. Ik zat elke week op de tribune. Maar de mooiste club vind ik FC Utrecht. Die sfeer in de Galgenwaard. Ik zou niet weten hoe dat van binnen is, hoe de mensen in de club zijn. Maar als je daar speelt… alleen al omdat het publiek daar zo gigantisch tekeergaat. Hoeveel gaan er wel niet altijd mee naar uitwedstrijden?

Na mijn carriére ga ik denk ik nog vaak naar wedstrijden. Maar dan lekker rustig op de eretribune. Dat zal waarschijnlijk vaak FC Den Bosch worden. Ja, Den Bosch en Schijndel dat trekt, hé. Een bijnaam? Jawel: ”El Butre” (”De Gier”), net als Butragueno. Maar bij ons in het dorp ging dat ”el” er al snel af. Dan was het gewoon ”Hé Butre!”

De Blik – APRIL 1999

Reageer via DTH Facebook of deel via social media of mail.