Gaat het crescendo dan worden Neeskens en Van Delft toegezongen. Is het crisis, dan krijgt Leen Looyen de drek over zich heen. Het is het lot van de technisch directeur. Maar dat NEC nu negen jaar eredivisionist is, is zeker ook zíjn verdienste.
Wie Leen Looyen deze dagen in Turkije ontspannen ziet laveren tussen NEC-selectie en meegereisde sponsors kan zich bijna niet indenken dat diezelfde persoon door het gros van Nijmegen wordt gezien als een norse, beetje nare man.
“Ik heb nog steeds een imagoprobleem”, erkent Looyen die al jaren geleden besloot zich over die constatering geen moment zorgen te maken. “In de voetballerij is beeldvorming helaas veel te belangrijk. Ik maak daar misschien te weinig werk van. Maar geef toe, ik kan toch reuze gezellig zijn?”
Er krult een glimlach om de mond van Leen Looyen. De technisch directeur kan, mits hij relaxed is zoals in Antalya, inderdaad met speels gemak de lachers op zijn hand krijgen. Looyen is na ruim drie decennia betaald voetbal – waarvan het leeuwendeel in dienst van NEC – een vat vol prachtige anekdotes. Oké, menig verhaal wint met het verstrijken van de tijd aanmerkelijk aan sterkte, maar Looyens memoires zouden het goed doen in de schappen van de boekenwinkel.
“Ik zet af en toe wat op papier, maar voorlopig houd ik het voor mezelf. Het lijkt me niet verstandig daar nu al mee naar buiten te komen. Vooral niet in mijn huidige functie. Er leven nog te veel betrokkenen.”
Opnieuw volgt die herkenbare grijns van de man die ondanks zijn uitgebreide NEC-leven – als trainer en nu al acht jaar als directielid – nooit populair zal worden. “Het is inherent aan mijn functie dat je weinig vrienden maakt. Ik moet veel nare dingen opknappen. Dan ben je al snel ‘de zak’. Vooral bij spelers. Dat vond ik in het begin lastig. Als trainer probeerde ik juist dicht bij de voetballers te staan. Nu interesseert het me geen moer meer wat men van me denkt. Als technisch directeur moeten mensen voor tachtig procent een goede verhouding met je hebben. Voor het overige moeten ze je bloed kunnen drinken. Dan krijg je het meeste voor elkaar.”
Ook in Turkije wisselt Looyen als een volgroeid kameleon eenvoudig van uiterlijk; eerst streng tegen een speler wiens houding volgens hem al een tijdje niet deugt, daarna weer ontspannen bijkletsend met een ander.
Binnenkort zal voor NEC’s directeur opnieuw een periode aanbreken waarin voetballers zijn mening zullen vrezen danwel toejuichen: de tijd van de contractbesprekingen. De verbintenissen van Hesp, Hristov, De Nooijer, Owusu, Rossen en Wegh lopen af. Bovendien zal er een besluit vallen over de eventuele aankoop van Ajax-huurling Hersi.
“Toch denk ik niet dat er in de selectie overdreven veel zal veranderen”, voorziet Looyen. “Er komen jongens bij, er vallen jongens af. Het is een groot voordeel dat wij ons, anders dan voorheen, helemaal niet meer zenuwachtig hoeven te maken over aflopende contracten. Het volledig instorten van de transfermarkt is financieel zeker vervelend geweest, ook voor ons. Anders hadden we het Goffertstadion niet verkocht. Maar er zijn op korte termijn ook grote voordelen. Na het Bosman-arrest zijn goed beschouwd de voetballers de baas geworden over hun werkgever. Wilde je als bvo meedraaien dan móest er gewerkt worden met lange contracten, meestal tegen vorstelijke salarissen. Je merkt nu dat clubs weer, zoals het hoort, de touwtjes in handen krijgen. Kijk naar spelers als Schops en Korneev, toch niet de minsten, die nu op amateurbasis in de eredivisie spelen. De huidige markt is voor NEC gunstig. Ook wij hebben jaren veel te veel betaald aan ‘meevoetballers’. Voor de echte toppers zul je forse bedragen blijven neertellen. Dat is niet erg. Maar de middelmaat zal het straks met minder moeten doen. Misschien zelfs de helft van wat ze gewend zijn. En willen ze niet? Dan pakken we toch een ander? Het aanbod is zelden groter geweest. Dat is best een geruststellende gedachte.”
Looyen weet het zeker; wil je als NEC een serieus en gezond voetbalbedrijf leiden, dan mag niet meer dan 55 procent van je begroting opgaan aan salarissen. “Maar bij veel clubs, ook de onze, heb je het over een percentage van zeventig. Dat cijfer zal snel omlaag gaan. Toch blijf ik zeggen dat het niet erg is als voetballers ook in de nieuwe situatie behoorlijk goed blijven verdienen. Mensen die daarover klagen zeg ik altijd: ‘Voor een halfuurtje Marco Borsato betaal je toch ook tienduizenden euro’s?’ Voetballers zijn artiesten geworden, een beetje showbizzmensen. Daar is niks mis mee, tenzij ze zich zoals sommigen geneigd zijn daar ook naar gaan gedragen.”
Wie Leen Looyen enigszins kent, weet dat hij – met zijn immer rinkelende mobieltje als voornaamste wapen – altijd bezig is met NEC. Zijn horloge draagt hij voor de show. Hij kijkt er zelden op. Het is nooit te vroeg of laat om voor zijn club in de weer te zijn. Looyens zoektocht naar nieuw talent lijkt eeuwigdurend.
“Ik heb het nog vaak meegemaakt dat we bij NEC wanhopig zochten naar versterking en de proefspelers uit vage landen elkaar in rap tempo aflosten.
Die tijd is gelukkig voorbij. We zullen ons nu vooral richten op de grotere clubs in Nederland. Die selecties zijn veel te groot. Jongens die het daar niet redden, kunnen van groot belang zijn voor NEC. Rob Wielaert (ex-PSV, red) is daarvan het meest sprekende voorbeeld.”
Over de ontwikkeling van de huidige eerste selectie maakt Looyen zich samen met andere NEC-beleidsmakers zorgen. Te veel spelers staan stil.
“Daar hebben we ons hoofd de voorbije tijd al meerdere malen over gebroken. Ik blijf erbij dat er nog voldoende rek zit in deze selectie. Dat sommigen niet doorgroeien, heeft voor een belangrijk deel te maken met ‘het mentale aspect’. NEC zal in de toekomst meer moeten scouten op mentale hardheid en niet alleen op talent. Mentaliteit wordt steeds belangrijker, maar trainers en clubs – wij zijn geen uitzondering – doen de mentale begeleiding meestal puur op gevoel. Terwijl er in Nederland toch echt mensen voorhanden zijn die daarvoor zijn opgeleid.”
En dus neemt NEC, als proef, vanaf deze maand een bedrijf in de arm dat gespecialiseerd is in begeleiding van de geest. De leerlingen van de voetbalschool komen als eersten aan bod. “Ik heb in mij carrière als trainer heel wat mafkezen langs zien komen, zelfs gasten die spelers over glas lieten lopen. Allemaal onzin. Nee, de mensen met wie wij nu in zee gaan, zijn echte professionals. Waarom zou je als club van hen geen gebruik maken?”
Ondanks zijn gebrek aan populariteit zegt Leen Looyen ook na 32 jaar nog dagelijks intens van zijn functioneren in de profvoetballerij te kunnen genieten. “Ik heb van mijn hobby mijn werk gemaakt. Mooi toch? Het enige nadeel is dat ik sindsdien geen hobby meer heb.”
De voorbije acht jaar stond Looyen mede aan de basis van de middenmoter die NEC anno 2003 is, al zullen de aankopen van de ‘Dos Santossen’ en ‘Gouloozes’ hem door de fans voor altijd worden nagedragen. “Ik heb veel goeds gedaan, maar natuurlijk ook fouten gemaakt. Mijn grootste was dat ik als technisch directeur na het ontslag van Koevermans weer als trainer voor de groep ging staan. We zijn niet gedegradeerd, maar als dat wel was gebeurd was mijn imago – daar heb je die term weer – beschadigd geraakt. Lijkt me niet bevorderlijk voor een technisch directeur.”
Zal de geur van het gras Looyen überhaupt nog kunnen verleiden tot een trainersbaan? “In elk geval niet bij NEC. Ik heb geen ambities om coach te worden, maar sluit niets uit. Maar wat ik ook doe, op mijn graf zal toch komen te staan ‘Leen Looyen, trainer’, niet ‘Leen Looyen, de technisch directeur’.”
Bron: De Gelderlander