Een opzichtige sjaal
Niet lang geleden zag ik een interview met Jeremy Paxman, de man die al een eeuwigheid politici interviewt voor de BBC in Newsnight. Hij vertelde dat hij zich altijd een buitenstaander had gevoeld, nooit onderdeel van een groep. Als iedereen instemmend knikte op het voorstel om rechtsaf te gaan, had hij altijd de neiging om linksaf te slaan. Al was het maar omdat niemand de vraag ‘waarom eigenlijk?’ had beantwoord of zelfs maar gesteld. Ik heb grote sympathie voor deze opvatting, die ook de mijne is. Het is niet de gemakkelijkste manier om in het leven te staan, maar ik kan niet anders. Ook als NEC-supporter die jarenlang buiten de regio woonde, heb ik me altijd een buitenstaander gevoeld. In mijn jeugd had ik daar geen last van, tot het moment dat ik mijn geliefde Nijmegen verruilde voor een morsig zolderkamertje aan de Tongelresestraat in Eindhoven. Toen werd mij pas duidelijk dat mijn vanzelfsprekende liefde voor de Nijmegen Eendracht Combinatie niet door iedereen gedeeld werd.
Tot het gedenkwaardige jaar 1983 waren bijna alle mensen in mijn omgeving voor NEC. Goed, een enkeling hield niet van voetbal of was voor Ajax of Feyenoord, maar het was nooit een probleem een bekende te ontdekken in het glorieuze Goffertstadion en op maandagochtend was het gespreksonderwerp de wedstrijd van NEC. Een vrolijk gesprek werd het meestal niet, want het was de tijd dat de club keer op keer aan degradatie uit de eredivisie ontsnapte. Dat was voor mij onverteerbaar, want naar mijn vaste overtuiging hoorde NEC in de subtop van Nederland thuis. Dat kwam vooral door het seizoen waarin het NEC-virus mij serieus in zijn greep kreeg. In 1975-1976 schitterde de kersverse international en het nationale supertalent Jantje Peters en ondersteund door Eus Marijnissen en Jaap van de Berg denderde hij over vrijwel iedere tegenstander heen. Tot Pasen leed NEC maar drie nederlagen en met een vijfde plaats bleef de nationale top binnen handbereik. Op paaszaterdag kwam koploper PSV op bezoek. Nijmegen gonsde van de verwachting en ik kan mij herinneren dat ik bij de training op de vrijdag voor de wedstrijd enorm onder de indruk was van het geweld waarmee de schoten op het doel werden afgevuurd. Eindelijk zou Nederland zien dat Nijmegen een geweldige club had voortgebracht!
De wedstrijd werd een deceptie: 1-4 en na de toch wel eervolle nederlaag in Eindhoven twee dagen later (1-0) was de kans op Europees voetbal zo’n beetje verkeken. Aan mijn beeld van een flitsende suptopper, die voor een goed gevuld stadion de wereld versteld deed staan, werd in de volgende jaren nooit voldaan. Ook in het seizoen 1982-1983 was het weer kommer en kwel. De gebruikelijke eindsprint bleef uit en uiteindelijk won NEC niet meer dan vier wedstrijden. Maar in het bekertoernooi werden w�l een paar eerstedivisieclubs aan de kant geschoven en na een zenuwslopende strafschoppenserie moest ook subtopper Haarlem eraan geloven. De finale was bereikt en al snel werd duidelijk dat dat hoogstwaarschijnlijk ook plaatsing voor de Europacup II betekende. Eindelijk zou de naam Nijmegen door heel Europa gaan, maar tegelijkertijd zou Nijmegen in Nederland gelijkgesteld worden aan IJmuiden en Veendam. Degradatie en Europees voetbal, een bizarre combinatie.
De datum van de loting werd in het hoofd gestampt en eind juni vertrok ik met twee Nijmeegse maten naar Griekenland, voor een klassieke interrailvakantie. Via Kranenburg, Kleve en Köln richting Athene, met één keer overstappen. Griekenland bleek geweldig warm en ook bijzonder fraai. En iedere dag kwam de datum van de loting weer dichterbij. Op de dag zelf was het nog maar ��n dag wachten, want internet, e-mail en sms bestonden nog niet. Telefoneren naar Nederland was zo ingewikkeld en kostbaar dat we het niet eens overwogen. De dag na de loting op zoek naar een Griekse krant, want de Nederlandse zouden nog even op zich laten wachten. Op de voorpagina: OLUMRIAKOS-AGIAX. Hmm. De jarenlange drilltraining door Jacqueline Troost wierp zijn vruchten af: Ajax moest naar Griekenland, naar Olympiakos. Lekker belangrijk, trouwens. Zoeken, zoeken, zoeken… daar was het: een lijstje met namen gevolgd door een woord tussen haakjes, onderverdeeld in drie blokken. De volledige Europacuploting! Zoeken, zoeken… Yes! Neimegken (Ollandia), een thuiswedstrijd dus. De tegenstander: Mpergken (Norbhgia). Wat is dat? Nou, het land zal wel Norvegia zijn, Noorwegen dus. Maar welke tegenstander? Puzzel, puzzel, peins, peins. Die ‘Mp’, wat is dat? ‘Mp’, gek. Maar wacht even, misschien is dat wel een ‘B’, want kijk hier: Abenir Mpeggen (Louxem.). Avenir Beggen uit Luxemburg! Dan zal het dus… Bergen, Brann Bergen zijn!
Afijn, de Europacupkoorts werd steeds sterker naarmate september naderde. Ik had mijn moeder zover gekregen dat ze een rood-groen-zwarte sjaal had gebreid, zodat ik ook in Eindhoven mijn Nijmeegse trots kon uitdragen. In het weekeinde voor de wedstrijd het kaartje gescoord bij sigarenmagazijn Roos aan de St. Jacobslaan. Op zondagavond weer naar Eindhoven in de wetenschap dat ik drie dagen later weer terug zou treinen. Het was nog knap lastig om zomaar doordeweek even naar Nijmegen te gaan, want het studieprogramma was bomvol en alles was nog erg nieuw. Eindelijk was het dan eindelijk zover, het was woensdag. Ruim op tijd vertrok ik uit het practicum dat ik die middag volgde. Ik trok mijn jas aan en deed de enorme sjaal om die veel te warm was voor de tijd van het jaar. Men keek mij vragend aan en iemand zei: ‘Jezus wat heb jij een rare sjaal. En wat zijn dat voor opzichtige kleuren?’
Ik was stomverbaasd over die opmerking en vanaf dat moment werd mij pas duidelijk dat ik ook op voetbalgebied een buitenstaander was geworden. Aan de niet-begrijpende blikken richting mijn sjaal raakte ik snel gewend. Liftend van Eindhoven naar Waalwijk, treinend van Bussum-Zuid naar Almelo en in de bus van Purmerend-Overwhere richting Volendam. Maar daarover misschien later.
Michel Gunsing