Als jochie zat hij met zijn vader in De Kuip. Pet op. Sjaal om. René van Rijswijk, geboren Rotterdammer, was Feyenoord-fan. Morgen kan de middenvelder na lange tijd weer rekenen op een basisplaats bij Nec. De naam van de tegenstander: Feyenoord.
De scouts van Feyenoord waren het in 1981 roerend met elkaar eens. Dat kleine, snelle dribbelaartje van nauwelijks tien jaar oud was onmiskenbaar een groot talent. De deuren van De Kuip werden wijd opengezet voor het behendige jochie met die fraaie Rotterdamse tongval. Maar eenmaal thuis spraken ma en pa hun veto uit. En dus werd René van Rijswijk in 1981 geen Feyenoorder. Het zou uiteindelijk zelfs nog zes jaar duren voordat hij het straatvoetbal definitief inruilde voor een lidmaatschap van een voetbalclub.
Anno 2003 denkt de langharige Nec’er steeds vaker terug aan het moment dat cruciaal had kunnen zijn voor het verloop van zijn loopbaan. “Ik vraag me dan af: hoe zou ik er als voetballer nu hebben voorgestaan als ik op jonge leeftijd wél bij Feyenoord terecht was gekomen? Ik ben nu 32 jaar en moet nog altijd vechten voor een basisplaats. Het talent dat ik als jongetje zeker had, zie je af en toe nog bovenkomen, maar het blijft te wisselvallig. Echt constant is het in mijn carrière nog niet vaak geweest. Misschien was dat anders geweest als ik eerder met voetbal was begonnen bij een grote club.”
Het is een vraag die René van Rijswijk in het verleden nooit bezighield. “Ik heb mijn ouders ook geen moment iets kwalijk genomen. Vanwege hun geloof mocht ik op zaterdag niet voetballen. Op die dag gingen wij naar de kerk. Dat is hun overtuiging en die heb ik altijd gerespecteerd. Ik heb er later natuurlijk nog wel eens met ze over gesproken. Zij zeggen nu ook: ‘Misschien hadden we het tegenwoordig anders gedaan’.”
Bij Nec komt Van Rijswijk inmiddels steeds minder aan speeltijd toe. De middenvelder die volledig opbloeide in het eerste Neeskensjaar, voldeed daarna te weinig aan de verwachtingen die hij in zijn Rkc- en zeker Cambuur-tijd zelf had opgewekt. Dit seizoen kweekt hij vooral zitvlees. De cijfers vertellen het verhaal: elf duels gespeeld, waarvan slechts vijf als basisklant. Morgen komt daar duel nummer zes bij.
“Het ziet ernaar uit dat ik tegen Feyenoord mag starten. Ik heb er lang op moeten wachten, maar ik zal deze kans moeten pakken. Het is lang niet altijd even makkelijk om zovaak op de bank te moeten zitten. Maar zoals ik al zei: mijn spel gaat nog vaak gepaard met pieken en dalen”, aldus de man die ondanks het ‘bankzitterschap’ zijn humor allerminst heeft verloren.
Dat bleek zaterdag weer eens toen Van Rijswijk tegen Psv mocht invallen. Direct daalden, zoals meestal in een vijandig stadion, spreekkoren en liederen neer. Het inmiddels voorspelbare onderwerp: het kapsel van Van Rijswijk. “Op het veld zei zelfs Mark van Bommel tegen me: ‘Haal die haren er toch een keer af’. Ik zei: ‘Dat had je tegen Edgar Davids moeten zeggen’.”
Van Rijswijk schiet in de lach. “Ja, waar hebben we het over. In het begin van mijn carrière vond het zelfs wel grappig dat mensen zich zo druk konden maken over mijn haren. Maar als supporters nu weer zingen: ‘hij is een transseksueel’, denk ik, verzin eens wat nieuws? Zou het die fans zelf inmiddels niet gaan vervelen?”
Vanaf zijn twintigste jaar vormen wapperende manen Van Rijswijks handelsmerk. “Ooit zullen die lange haren er wel afgaan”, voorspelt Van Rijswijk. “Misschien begin ik straks een keer te ‘kalen’. Dat zit in de familie. Maar mocht ik mijn haren afknippen, dan doe ik dat zeker níet voor de fans van de tegenpartij.”
Niet alleen met zijn haardracht wijkt Van Rijswijk prettig af van het wijdverbreide clichébeeld dat in Nederland heerst over ‘de profvoetballer’. De Nec’er speelt gitaar, houdt van zwemmen met dolfijnen, luistert graag naar The Doors en studeerde ooit rechten. “In Rotterdam natuurlijk. Ik ben er geboren, midden in het centrum. Ik kom niet uit een echte voetbalfamilie. Mijn vader zei altijd dat voetbal hem niet zo interesseerde. Maar we gingen toch regelmatig naar Feyenoord en later kwam hij vaak naar mijn wedstrijden kijken. Speelde op tv het Nederlands elftal en werd het spannend, dan ging hij toch maar even de hond uitlaten.”
De voorbije drieënhalf seizoen is pa Van Rijswijk een regelmatige bezoeker van De Goffert. Sinds kort wordt hij op z’n tijd vergezeld door kleinzoon Kai. “Hij is nog iets te jong om de term ‘profvoetballer’ geheel te begrijpen”, zegt René van Rijswijk. “Maar hij weet wel dat zijn papa moet trainen voor zijn werk. Hij probeert me ook steeds vaker na te doen. Dan kom ik thuis en zegt hij: ‘Papa, ik heb vandaag ook getraind. In de tuin’. Laatst had hij vakantie en heb ik ‘m meegenomen naar ’n training. Later mocht hij ook even over het veld heenlopen en heeft-ie zelfs met de spelersgroep meegedoucht.”
En mocht zich over een jaar of zes toevallig een Feyenoord- scout melden voor Kai van Rijswijk? Dan zal het antwoord van vader René voorspelbaar zijn.
Bron: De Gelderlander