Ricky Bochem (21) en Michael Jansen (19) wonen in Nijmegen en voetballen in Arnhem. Morgen spelen ze met Vitesse de zwaarbeladen derby tegen NEC, in de stad waarvan ze houden.
“Ik ben een aantal keren uitgescholden.” ‘Ik houd van Nijmegen”, zegt Michael Jansen. “Het is een mooie stad. Als ik de Waalbrug over rijd en Nijmegen zie liggen, dan bekruipt mij een goed gevoel. Mijn familie en vrienden wonen in Nijmegen”, vult Ricky Bochem aan. “Ik ben er geboren, opgegroeid. Ik kan me niet voorstellen dat ik ergens afgelegen op mezelf zou wonen.”
Anno 2003 is de rivaliteit tussen NEC en Vitesse groter dan ooit. Morgen is ‘The Old Firm’ van Nederland extra beladen. De Gelderse broedertwist is voor het eerst in de historie een heus degradatieduel. In een tijd waarin de politie in een hoge staat van paraatheid wordt gebracht voor NEC-Vitesse blijkt het nog altijd mogelijk dat twee ras-Nijmegenaren zich in het geel-zwart hullen. Michael Jansen en Ricky Bochem voelen soms de ongezonde rivaliteit aan den lijve. Ze begrijpen er weinig van.
Jansen, als elfjarige door Vitesse gescout bij de amateurs van SV Nijmegen, woont nog altijd in de buurt van het Waterkwartier, een wijk waar veel supporters van NEC leven. In de vriendenkring van de centrale verdediger zitten jongens met een seizoenkaart van NEC.
“Natuurlijk wordt daar onderling veel over de rivaliteit geouwehoerd. Dan zeggen ze bijvoorbeeld dat mijn Nijmeegse accent is ‘verarnhemst’. Maar mijn echte vrienden weten waarom ik ooit voor Vitesse heb gekozen. Ik heb als jochie nooit een uitnodiging van NEC gekregen. Wél van Vitesse. Kennissen van mijn ouders zeggen voor de derby altijd: ‘We hopen dat jíj een goede wedstrijd speelt, maar dat NEC wint’.”
Ook Ricky Bochem is geboren en getogen in Nijmegen. Zijn broer was lange tijd fanatiek supporter van NEC, totdat Ricky ging voetballen bij Vitesse. “De laatste vijf jaar heeft hij bijna elke wedstrijd van mij gezien. Mijn broer is voor mij.”
Kunnen Vitessenaren gewoon de straat op in Nijmegen? Jansen: “Ik heb gelukkig nog nooit vervelende reacties gekregen. Ik heb de indruk dat ik in de stad ook nauwelijks word herkend. Af en toe word ik aangesproken, bijvoorbeeld tijdens het winkelen. Dan zijn de opmerkingen allemaal positief.”
Bij Bochem ligt dat wezenlijk anders. “Ik merk dat ik het afgelopen jaar vrij bekend ben geworden. Ik word dagelijks herkend op straat. Daar zitten soms vervelende ervaringen bij. Ik ben een aantal keren uitgescholden.” Het liefst gaat Bochem de verbale confrontatie niet uit de weg. “Ik neem meestal de moeite om supporters mijn situatie uit te leggen. Mensen vergeten vaak dat voetballen voor ons op een gegeven moment gewoon werk wordt. Vaak ontstaat er dan begrip.”
Maar niet altijd. Zo herinnert Bochem zich een doordeweekse avond waarop hij in een Nijmeegse kroeg met een aantal vrienden samen was. “Kwam er een jongen naar me toe die vertelde dat ik niet bij Vitesse mocht spelen. Ik kon beter bij Philips of zo gaan werken, dan voetballen bij Vitesse. Hij vroeg wat ik hier in Nijmegen deed. De situatie werd op een gegeven moment echt vervelend. Sommige mensen in Nijmegen groeien op met haat tegen Vitesse, al weten ze volgens mij niet wat die precies inhoudt. Ik vraag me af wat de achterliggende gedachte is, ik begrijp die blinde haat niet. Meestal komt het erop neer dat ze ‘iets’ hebben tegen de supporters van de andere club. Ik heb absoluut geen haat tegen die mensen. Zij misschien wel tegen mij, maar ik laat me niet in een hokje stoppen. Ik wil me niet verschuilen.”
Zijn open vizier levert Bochem zo nu en dan ook positieve reacties op. “Ik heb het een aantal keren meegemaakt dat mensen toch anders tegen me aan gingen kijken, nadat ik ze mijn mening had gegeven. Dan ontstaat er toch iets van respect.”
Jansen: “Je kunt je situatie vaak goed uitleggen aan mensen, zolang ze alleen zijn tenminste. In een groep wordt het vaak een probleem.”
Bochem: “Ik heb het gevoel dat de rivaliteit meer in Nijmegen leeft dan in Arnhem. Een jongen als Patrick Pothuizen (ex-NEC, nadien korte tijd bij Vitesse, red.) heeft het hier heel moeilijk gehad. Ik word zelf redelijk gewaardeerd bij Vitesse. Al heb ik wel het gevoel dat ik me meer moet bewijzen. Juist omdat ik uit Nijmegen kom.”
Jeugdinternational Jansen: “Daar heb ik nooit last van gehad. Ik ben eigenlijk uit het niets gekomen. Mijn debuut was voor de UEFA Cup tegen Liverpool. In die wedstrijd zagen de mensen mij er ineens staan. Pas daarna hebben ze gehoord of gelezen dat ik uit Nijmegen kom. Niemand kende me.”
“Als jongetje had ik persoonlijk weinig met NEC. Vroeger was ik altijd voor Ajax. Ik wilde profvoetballer worden en die kans kreeg ik bij Vitesse. Ik kwam eigenlijk alleen in De Goffert als NEC tegen Ajax moest spelen. Ik weet nog dat ik als jeugdspeler van Vitesse dagelijks keurig werd opgehaald en thuisgebracht met een busje van de club. We zijn in Nijmegen één keer achtervolgd door een auto. Onze chauffeur schrok behoorlijk. Sindsdien hebben ze de reclame van de busjes gehaald. Nu rijden ze in witte busjes.”
Jansen kwam naar Vitesse in een periode dat de Arnhemse jeugdopleiding ver verheven was boven die van NEC. Hij erkent dat momenteel van een verschil nauwelijks nog sprake is. Met een grijns: “Mijn broer, Mitchel, speelt nu bij NEC in D1.”
Laatbloeier Bochem werd destijds wél op z’n elfde levensjaar door NEC-scouts opgemerkt bij de amateurs van Sint Jan. Hij droeg vier seizoenen het rood- groen-zwart. “Op een gegeven moment kwam ik tot de conclusie dat het voor mijn ontwikkeling beter was om naar Vitesse te verhuizen. Bij NEC stond de voetbalschool toen op een lager peil.”
Bochems overstap werd hem niet door iedereen in dank afgenomen. “Er is inderdaad de nodige ophef over ontstaan toen ik het meldde. Ik ben onmiddellijk weggestuurd bij NEC. Het kwam voor mij totaal onverwacht maar ik was ineens echt een boosdoener.”
Bochem – overigens het laatste NEC-talent dat de directe overstap naar Vitesse maakte – was als kind supporter van NEC en PSV, maar na zijn wrange aftocht is zijn liefde voor de Nijmegen Eendracht Combinatie bekoeld. “Maar de liefde is zeker niet helemaal weg, al neigt het gevoel nu wel naar de negatieve kant.”
Jansen: “Ik vind NEC een mooie club. Het publiek staat altijd achter het elftal. Als NEC tegen een andere club in Nederland speelt, dan ben ik eerder voor NEC dan voor die andere ploeg. Ik heb niets tegen NEC.”
Bochem: “Als ik de naam NEC hoor, dan denk ik vooral aan de rivaliteit met Vitesse. Ik ben een Vitessenaar. Vitesse is de club waarvoor ik mijn beste geef. Ik let wel extra op NEC. Als ze een goede ploeg hebben, dan vind ik het leuk als ze ook succes hebben.”
Gaan Bochem en Jansen eigenlijk nog wel eens terug naar hun oude club om een wedstrijd te bekijken? Jansen: “Mijn vader voetbalt bij SV Nijmegen in het vijfde elftal. Soms ga ik kijken. Ik kom m’n hele leven al bij die club, de mensen kennen me. Niemand doet moeilijk.”
Bochem: “Als jeugdspeler van Vitesse ging ik wel eens kijken bij de amateurs van NEC. Maar dat het is nu niet meer verstandig om dat te doen, denk ik.”
Vorig seizoen maakten beide Vitesse-youngsters hun eerste Gelderse derby mee. “We gingen onder begeleiding van Mobiele Eenheid en politiemotoren naar het stadion”, aldus Bochem. “Toen merkte ik dat er iets speciaals aan de hand was. Beladen wedstrijden heb je in elk land. Vergeleken met het buitenland is dit niets. Misschien is het voor mij een mooie voorbereiding op dat wat ik later in mijn loopbaan nog ga meemaken.”
Jansen: “Ik denk er niet zoveel over na. Als we naar het stadion rijden, let ik niet op wat er allemaal gebeurt. Ik zit gewoon te kaarten in de bus en merk ’t wel wanneer we bij De Goffert zijn.”
De rivaliteit tussen NEC en Vitesse leeft meer onder de aanhang dan onder de voetballers zelf, stelt ook Jansen. “Wij voelen ook dat NEC-Vitesse een speciale wedstrijd is. Maar op het veld doen we normaal. Je geeft elkaar een hand, zoals voor elke wedstrijd.”
In het Olympisch elftal is Jansen ploeggenoot van NEC-speler Youssouf Hersi. “Dan hebben we gewoon een normaal contact”, aldus Jansen, die met NEC-reserve Ralf de Haan – afkomstig uit Velp – ook buiten het voetbal vriendschappelijk omgaat.
Bochem heeft in de jeugd vier seizoenen samengespeeld met NEC-aanvaller Frank Demouge, En, niet te vergeten, hij heeft dezelfde kapper als de Dennis Gentenaar. De Nijmeegse doelman had vorig seizoen provocerend zijn haren geverfd in de clubkleuren van NEC, vlak voor de derby tegen Vitesse.
“Ik wist dat hij dat ging doen”, zegt Bochem. Misschien voor hem een ideetje voor de wedstrijd van morgen? “Nou, nee, laat ik dat maar niet doen.”
Bron: De Gelderlander