Als gevolg van slijtage aan het kraakbeen van zijn enkel moet Carlos van Wanrooy met pijn in het hart een punt achter zijn carrière zetten. “Een dag niet gevoetbald is een dag niet geleefd.”
De sporttas met het embleem van De Graafschap staat nog onder aan de trap. Tegen het eind van het gesprek ritst Carlos van Wanrooy ‘m open en haalt er zijn voetbalschoenen uit. “Mijn allerlaatste paar”, zegt hij. “Die krijgen een ereplekje in dit huis.”
Tussen de noppen van de Uhlsport- kicksen zit nog een klein beetje droge modder. Een souvenir van De Veldhoek, het trainingscomplex van De Graafschap, zijn vijfde en laatste werkgever in het betaalde voetbal. Erg veel plezier hebben ze in Doetinchem niet aan hem beleefd. “Al in mijn tweede wedstrijd, uit tegen Den Bosch, kreeg ik last van mijn enkel. Daarna heb ik nog wel een tijdje gevoetbald, maar de pijn werd steeds erger. Begin oktober speelde ik mijn laatste wedstrijd, bij FC Dordrecht. Later ben ik tegen Excelsior nog ingevallen, drie minuten, dus die tel ik maar niet mee.”
Nadat een mri-scan geen duidelijkheid had verschaft, werd besloten tot een kijkoperatie. “Toen ik na de ingreep in het ziekenhuiskamertje lag bij te komen, kreeg ik te horen dat het kraakbeen in de enkel beschadigd was. Ik realiseerde me meteen dat het weleens afgelopen kon zijn. Kraakbeen is zo belangrijk voor een voetballer. Ik ben na de operatie nog twee keer het veld op geweest. Dat gaf zo veel problemen dat ik vorige week besloten heb ermee te stoppen. Recht vooruitlopen ging nog wel, maar als ik een bochtje moest maken, ging ik door de grond van de pijn.”
Van Wanrooy kwam kort na het begin van de competitie naar De Graafschap. De Doetinchemse degradant voelde zich in de eerste divisie als een kat in een vreemd pakhuis en kende een desastreuze seizoenstart. Trainer Frans Adelaar had dringend behoefte aan routine in zijn elftal en klopte aan bij de 36-jarige Van Wanrooy.
“Hoewel ik sportief een stapje terugdeed, hoefde ik er geen seconde over na te denken. Ik had het bij RBC niet naar mijn zin. Na RKC, waar onder Martin Jol alles tot in de puntjes geregeld was, viel het me in Roosendaal een beetje tegen. Ik zag er tegenop nog een jaar bij RBC te blijven. Ik wilde nog een jaar met plezier voetballen. De Graafschap bood mij die kans. Mooie club, veel publiek, gezellig stadion. Het enige nadeel was de afstand, 140 kilometer. Toen ik nog bij RKC speelde, kon ik ’s zomers met de fiets.”
“Eigenlijk had ik mijn carrière het liefst in Waalwijk willen afsluiten. Of in Nijmegen. Want RKC en NEC zijn toch mijn clubs geworden. Bij RKC ben ik ooit als amateur begonnen. En in mijn tweede periode heb ik er, achteraf gezien, mijn beste jaren gekend. NEC is de club waar ik het langst gespeeld heb, zeven seizoenen. Het was daar echt een vriendenploeg. Veel van die contacten zijn gebleven. Arno Arts, Kees van Wonderen en Frank Wijnhoven, ik krijg ze nog regelmatig aan de telefoon.”
In De Goffert, de oude betonnen bak, behaalde Van Wanrooy zijn mooiste successen. “In mijn eerste jaar bij NEC promoveerden we. En in ’94 herhaalden we dat kunstje en bereikten we bovendien de bekerfinale. Voor de club was het een succesjaar, maar zelf zat ik een groot deel van het seizoen in de lappenmand nadat ik in de voorbereiding mijn kruisband afscheurde. Gelukkig was ik er in de bekerfinale wel bij. Ik speelde linksbuiten als vervanger van de geschorste Danny Hoekman. Een geweldige belevenis in die volle Kuip. Alleen jammer dat we uitgerekend die middag niet best speelden. Als we ons normale niveau hadden gehaald, hadden we het Feyenoord lastig kunnen maken.”
Het jaar erop ging Van Wanrooy naar Vitesse. “Ik voelde me ondergewaardeerd bij NEC. Ik was een van de minst verdienende spelers, beurde maar iets van 3000 gulden in de maand. Nog belangrijker was dat ik onder Cees van Kooten aanvankelijk maar mondjesmaat aan spelen toekwam. En dat na een jaar waarin ik er door die kruisband toch al lange tijd uit was geweest. Toen heb ik al vroegtijdig aangegeven dat ik weg wilde. Vitesse, dat al vóór mijn blessure interesse had getoond, was bereid vier ton voor me neer te tellen.”
Van Wanrooy is blij dat de Nijmeegse aanhang, normaliter hypergevoelig als het om Vitesse gaat, de overstap zonder mokken accepteerde. “Toen ik met Vitesse voor het eerst weer in De Goffert speelde, hing er zelfs een spandoek: ‘Welkom thuis’. Dat deed me wel wat.”
In Arnhem, waar de luchtkastelen toen nog op een stevig fundament stonden, maakte Van Wanrooy in twee seizoenen vier trainers mee: Ronald Spelbos, Frans Thijssen, Leo Beenhakker en Henk ten Cate. “Onder Spelbos en Beenhakker had ik een basisplaats, maar Thijssen koos voor Shoukov en onder Ten Cate zat ik op het laatst niet eens op de bank. Ik had nog een doorlopend contract, Vitesse zou Europees gaan voetballen en een nieuw stadion betrekken. Maar ik wilde per se weg. Ik vind het al een crime om op de bank te zitten, laat staan op de tribune.”
Nadat transfers naar FC Groningen en Willem II waren afgeketst, keerde hij in de zomer van ’96 terug bij RKC, zijn allereerste profclub. Het voelde voor Van Wanrooy als thuiskomen, temeer omdat Waalwijk slechts op een steenworp afstand ligt van zijn woonplaats Kaatsheuvel.
“Onder Peter Boeve redden we ons dat eerste seizoen ternauwernood via de nacompetitie. Het jaar erop begonnen we nóg slechter. Na twee maanden werd Boeve ontslagen en kwam Martin Jol. Die wilde eerst niet, want RKC stond er op dat moment heel slecht voor. Uiteindelijk heeft Jol zich toch laten ompraten.”
De komst van de Haagse trainer betekende de grote ommekeer, zowel voor RKC als voor Carlos van Wanrooy. “In zijn eerste jaar hield hij ons in de eredivisie. Via de nacompetitie. Het was al een prestatie dat we die haalden want toen hij kwam stonden we een straatlengte achter. Sindsdien heeft de club altijd bovenin meegedraaid. Jol is met afstand de beste trainer die ik in al die jaren heb meegemaakt. Hij gaf me het gevoel belangrijk te zijn, ook als het om tactische dingen ging. Door hem ben ik meer gaan nadenken over het spelletje. ben ik in mijn nadagen nog een betere voetballer geworden.”
Jol was het ook die Van Wanrooy uiteindelijk centraal op het middenveld posteerde. “Ik kon aardig uit de voeten op de linksbackpositie, ondanks het feit dat ik nooit een van de snelsten ben geweest. Maar de plek vlak voor de verdediging was voor mij werkelijk ideaal. Na zestien seizoenen betaald voetbal kijk ik tevreden terug op mijn carrière. Maar misschien was ik nog verder gekomen als ik eerder in de as was komen te spelen.”
Na ruim vierhonderd competitiewedstrijden kwam er vorige week een tamelijk abrupt einde aan de profloopbaan van Carlos van Wanrooy.
“Voor de buitenwacht kwam het misschien onverwacht, zelf zag ik het natuurlijk al een tijdje aankomen. Geestelijk heb ik het volgens mij goed opgepakt, al doet het wel pijn dat ik waarschijnlijk nooit meer zal kunnen voetballen. Zelfs niet bij de amateurs. Wat ik nu ga doen? Voor mij is dat nog een groot vraagteken. Het liefst zou ik op een of andere manier bij de voetballerij betrokken willen blijven. Voorlopig heb ik nog een paar maanden om daar eens rustig over na te denken. Tot en met juni krijg ik mijn salaris van De Graafschap, daarna zien we wel verder.” Carlos van Wanrooy krijgt tot juni zijn salaris uitbetaald door De Graafschap, waar hij vanwege zijn enkelblessure slechts korte tijd actief kon zijn. Daarmee is het voor de verdediger na zestien jaar echt gebeurd met het betaald voetbal.
Bron: De Gelderlander