Mooie loopbaan verdient passend afscheid

Hij was actief op een EK en WK, maakte deel uit van een unieke lichting Joegoslavische voetballers en speelde in de Serie A. Maar anno 2004 is Dejan Govedarica verworden tot bankzitter bij NEC En zijn toekomst is nog ongewis.

Een aantal keer per jaar keert Dejan Govedarica, Gova voor vrienden, terug naar zijn geboortegrond. In de omgeving van het Servische Zrenjanin wonen nog altijd de ouders van de man die ooit werd opgeleid in de elektrotechniek.

“Als ik er kom, vind ik het altijd mooi om te zien dat er jongetjes rondlopen in voetbalshirtjes met de naam ‘Govedarica’ op de rug. Soms speel ik een partijtje voetbal met de jeugd, neem shirtjes voor ze mee. Maak grappen. Ik zorg altijd dat ik alle tijd voor ze heb. Daar voel ik me echt niks te groot voor.”

Het is een opmerking die Dejan Govedarica typeert. Waar gelouterde internationals doorgaans voldoen aan het wijdverbreide cliché van dure smaak en protserige horloges, is de 34-jarige middenvelder altijd wars gebleven van overdreven uiterlijk vertoon. “Het is voor mij nooit een probleem geweest om met beide benen op de grond te blijven staan.”



In de brasserie van De Goffert steekt Dejan Govedarica een sigaretje op. Het benadrukt nog maar eens dat de NEC’er exponent is van een lichting voetballers die aan het uitsterven is.

De generatie die nog rookt – of beter gezegd ook durft te roken in het bijzijn van de trainer. Maar ook een generatie voetballers die nooit verzaakte en – anders dan tegenwoordig – altijd heeft beseft in wat voor een bevoorrechte positie ze verkeerde. “Ik weet het: roken is slecht. Maar ik ben een gelukkig mens, heb een mooie baan, ben gezond, heb een mooi gezin. Mij hoor je niet klagen.”

Al is daar momenteel toch reden toe. Het zit de Joegoslaaf zichtbaar hoog dat hij sinds de winterstop is veroordeeld tot een plek op de reservebank – ‘da’s niks voor mij’ – maar Govedarica is niet van plan publiekelijk zijn onvrede te uiten.

Het feit dat hij nauwelijks aan spelen toekomt, is tamelijk nieuw voor Govedarica: “Bij RKC heb ik een jaar gemist vanwege een blessure en in Joegoslavië moest ik ooit een jaar in het leger. Dat was in 1988, echt zo’n socialistisch leger waarvoor het kon dat je zomaar duizend kilometers van je woonplaats werd gelegerd. ”


Nu de winter van zijn loopbaan is aangebroken volgt het onvermijdelijke terugblikken. Al heeft Govedarica daar vooralsnog weinig tijd voor uitgetrokken. “Ik kijk liever vooruit. Bij NEC is geen toekomst voor me. Ik moet vertrekken. Maar ik wil graag nog een jaar of misschien twee doorgaan met profvoetbal. Ik kan zeker nog ‘iets’ betekenen voor een club. Ik ga er niet vanuit, maar mocht er geen interesse voor me komen, dan zal ik me daar bij neer moeten leggen. Ik ben echt heel blij met de loopbaan die ik heb gehad. Het klopt dat ik nooit voor grote clubs heb gespeeld. Nee, dat zeg ik verkeerd. Voor mij wáren Vojvodina, NEC, Lecce en RKC grote clubs. Blijkbaar hoor ik op dat niveau thuis, al moet je op sommige momenten ook wat geluk hebben.”

Het ultieme voetbalgeluk vond Govedarica vooral bij de nationale ploeg van Joegoslavië. “Nou jongen, dat is echt de grootste eer die je als voetballer kunt overkomen. Ik weet niet of er in Nederland ook zo over wordt gedacht, maar als ik het shirt van mijn geboorteland over mijn schouders trok, kwamen er extra krachten vrij. Ik heb dertig interlands gespeeld en nog twintig keer deel uitgemaakt van de selectie. Mijn eerste interland zal ik nooit vergeten. In 1994. Direct tegen Brazilië. Ik kom uit een land met vijftien miljoen mensen. Twintig van hen mogen uitkomen voor de nationale ploeg. Het complete land kijkt mee. Kan je dan slecht spelen? Ik dacht van niet. ”



De sportieve sancties tegen Joegoslavië – dat begin jaren negentig werd geboycot vanwege een burgeroorlog – hebben ook Govedarica dwars gezeten. Pas op 24-jarige leeftijd mocht de middenvelder debuteren voor zijn land dat ondanks een overdosis talent internationaal nooit potten kon breken. “Ze zeggen ook wel: ‘De Joegoslaven zijn de Brazilianen van Europa’. Maar we hebben een soortgelijk probleem als Oranje. Als het erop aankomt, winnen we niets. Ik ben er nog niet uit waaraan dat ligt, maar we missen ‘iets’.”

Nederland is voor Govedarica de voorbije acht jaar een tweede vaderland geworden. Zijn beide dochters van acht en drie jaar spreken vloeiend Hollands. “Toch praat ik thuis Joegoslavisch met ze. Dat is beter voor ze, want ik maak nogal wat fouten. Al schaam ik me daar niet voor. Toen ik in 1996 naar Nederland kwam, dacht ik: ‘Die taal leer ik nooit’. Maar uiteindelijk is het toch nog snel goed gekomen. Zonder ooit les te hebben gevolgd. Ik verwacht trouwens dat we ooit nog terugkeren naar Joegoslavië. Het is zo’n mooi land.”

De loopbaan van Govedarica verdient een beter einde dan de reservebank op De Goffert. Al zal Gova dat zelf nooit beweren. “Als ik over tien jaar naar NEC bel met de vraag of ik twee kaarten voor een wedstrijd kan krijgen, hoop ik dat de mensen denken: ‘Ach, Govedarica, die heeft hier nog gevoetbald. Dat was een goeie jongen’.”


Bron: De Gelderlander

Reageer via DTH Facebook of deel via social media of mail.