Na dertien operaties is het doek gevallen. De supporters van PSV kunnen het lied ‘Wij zijn niet bang, want Faber is erbij’ nooit meer aanheffen. De ‘Rambo’ van Eindhoven, in het seizoen ’90-’91 verhuurd aan NEC, heeft op medisch advies besloten zijn loopbaan te beëindigen.
Misschien dat de emoties nog moeten komen. Vooralsnog is Faber uitstekend in staat zijn afscheid van PSV te relativeren. “Iets wat niet is, kan niet meer”, zegt hij nuchter. “Ik heb me natuurlijk lang kunnen voorbereiden op deze stap. Het lichaam zegt dat het mooi is geweest. Daar heb ik me maar bij neer te leggen. Wat nog het meeste pijn doet, is dat ik niet voetballend afscheid kan nemen van PSV.”
Dit seizoen toonde aan dat Faber niet meer in staat is om topvoetbal te bedrijven. In mei vorig jaar liep hij tegen AZ een zware achillespeesblessure op. Een operatie hield hem vier maanden aan de kant. Faber speelde nog wel mee in de Champions League-wedstrijd tegen AS Monaco (september), maar het leed bleek structureel. Tijdens de winterstop krabbelde hij opnieuw op, tot een spier in zijn bovenbeen het begaf.
“Blessures hebben het natuurlijk evenwicht in mijn lichaam verstoord”, zegt Faber. “Tot mijn eerste zware blessure in 1996 (na een luchtduel met FC Utrecht-spits John van Loen scheurde Faber zijn enkelbanden, red.) heb ik nooit iets gemankeerd. Vanaf dat moment is mijn lichaam naar compensatie gaan zoeken. Ben ik op zoek geweest naar balans. Die is er nooit helemaal gekomen. De ene blessure lokte de andere uit.”
Dertien operaties onderging hij. “De dertiende was er net een teveel.” Het patroon: linkerknie, rechterknie, linker achillespees, rechter achillespees. En een keer de neus. “Pezen en kraakbeen, dat waren de zwakke plekken.”
Na de laatste keer was het zo erg, dat Faber ‘achterstevoren de trap af moest’, zoals hij het uitdrukt. “Pijn lijden hoort bij topsport, maar ik heb al acht jaar niet meer zonder pijn gevoetbald. Ik heb roofbouw op mijn lichaam gepleegd. Als ik hier mee doorga, loop ik het risico dat ik niet eens meer normaal kan functioneren.”
Hij heeft alles geprobeerd om het leed te verzachten. “Ik heb verschrikkelijk diep gezeten, maar mede dankzij de steun van onze verzorger Mart van den Heuvel was er altijd wel weer uitzicht op herstel. Andere zooltjes, andere schoenen, andere dokters – ik heb het allemaal gedaan, ben het hele land rondgereisd. Er is niemand bij PSV met wie ik zoveel uren heb doorgebracht als Luc van Agt (inspanningsfysioloog en hersteltrainer, red.). Volgens mij heb ík hem een vaste baan bezorgd.”
Dieptepunten maakte Faber bij PSV weinig mee (‘ja, al die blessures’), de hoogtepunten koestert hij. “Eén van mijn eerste grote wedstrijden was tegen AC Milan, met Marco van Basten in de spits. In alle bescheidenheid: dat ging wel goed, ja. Op de trainingen heb ik natuurlijk ook tegen de beste spitsen ter wereld gespeeld: Romario, Kieft, Nilis, Ronaldo, Van Nistelrooij. Zij maakten mij beter en ik dwong hen tot het uiterste. Dat waren mooie gevechten.”
Maar geen enkele herinnering kan op tegen de vier landstitels. “Als Eindhovens menneke op de platte kar door je eigen stad, dat was elke keer weer fantastisch.” Faber blijft betrokken bij PSV. Mogelijk zet Guus Hiddink hem volgend seizoen als jeugdtrainer in, misschien blijft hij als teammanager betrokken bij het eerste elftal.
Ernest Faber laat het allemaal op zich afkomen.
“PSV is en blijft mijn club. Ik ben hier als dertienjarige binnengekomen en had graag nog drie, vier jaar langer gevoetbald. Het kan best zijn dat ik volgend seizoen in het derde ga spelen. Als Linskens en Koeman dat kunnen, moet het mij ook lukken.”
Bron: De Gelderlander