Anton Janssen, coach van het beloftenteam van PSV, is na het vertrek van trainer Ronald Koeman tijdelijk toegetreden tot de technische staf van de landskampioen. „Het gaat ineens heel hard.”
De gedachten van Anton Janssen dwaalden de afgelopen week soms af naar De Eendracht, het trainingscomplex van NEC. Terwijl hij rondkeek in het imposante Sükrü Saracoglu-stadion realiseerde de 44-jarige Leeuwenaar zich dat hij iets meer dan een jaar geleden de Nijmeegse A-junioren nog onder zijn hoede had. „Het gaat ineens heel hard.” Janssen kreeg tien dagen geleden een telefoontje van PSV-directeur Jan Reker. „Hij vertelde dat Ronald Koeman per direct wegging en dat Luc Nilis en ik als assistenten van Jan Wouters werden toegevoegd aan de technische staf bij het eerste elftal.” „Of ik een keuze had? In mijn beleving niet. Als je werkgever je vraagt om te helpen een oplossing te zoeken voor een moeilijke situatie, dan heb je dat maar te doen. Maar natuurlijk vind ik dit ook heel leuk om mee te maken. Er is trouwens niet eens zo veel verschil in de manier van werken. Het zijn vooral de omstandigheden rondom het eerste die anders zijn. Ineens is er veel meer aandacht, krijg je te maken met veel pers, speel je in volle stadions.”
„ De kennismaking met de spelersgroep verliep zonder al te veel poespas. Het was meer een mededeling aan de spelersgroep. Natuurlijk kende ik alle jongens van gezicht. Met sommigen had ik al eens in het beloftenteam gewerkt, Bas Roorda en Mike Zonneveld ken ik uiteraard nog van NEC. Bovendien zie ik alle thuiswedstrijden.’ Tijd om alle nieuwe indrukken even rustig te laten bezinken, kreeg Janssen niet. „We speelden twee dagen later al tegen Heerenveen, dus wennen was er niet bij. Je begint onmiddellijk met de voorbereiding op de wedstrijd. Je denkt vooruit: hoe gaan we het neerzetten, welke wissels kunnen we eventueel toepassen? Je verdiept je in de stilstaande momenten. Ik kon meteen vol aan de bak. Die eerste paar dagen vlogen voorbij.” Ook na dat eerste weekeinde bleef het hectisch. ’s Maandags vloog PSV naar Istanbul voor het Champions League-duel tegen Fenerbahce. En na terugkeer in Nederland begon alweer de preparatie op de topper tegen AZ. „ De vrije woensdag is er deze week bij ingeschoten”, constateert Janssen na afloop van de zaterdagtraining in de kantine van De Herdgang. „ Ach, volgende week wordt het allemaal wat rustiger doordat er weer een twee interlands aankomen.” Het tripje naar Turkije betekende voor de linkspoot uit BenedenLeeuwen na bijna twintig jaar een weerzien met Europees voetbal. In ’88 maakte hij deel uit van de PSV- selectie die in Stuttgart de Europa Cup I veroverde – hij nam tegen Benfica zelfs de beslissende penalty voor zijn rekening. Een klein jaar later speelde hij zijn laatste EC-duel, thuis tegen Real Madrid. „Het was mooi om dat hele circus weer eens mee te maken. En voetballen voor 50.000 uitzinnige Turken blijft een aparte ervaring. De beleving was wel compleet anders dan toen.
Als speler ben je in de aanloop van de wedstrijd vooral bezig met je eigen prestatie. Je eet wat, je rust, je legt een kaartje, af en toe praat je even over de wedstrijd. Voor een coach staat het team voorop. En het resultaat natuurlijk.” Omdat FC Twente-coach Fred Rutten gisteren de aanbieding van PSV afwees om in Eindhoven het roer over te nemen, blijft het interim- trio waarschijnlijk nog wat langer aan. Toch gaat Anton Janssen er vanuit dat hij snel weer terugkeert naar het beloftenelftal, dat de afgelopen tijd werd begeleid door Jurgen Dirkx. „Ik weet niet precies wanneer de nieuwe hoofdtrainer wordt gepresenteerd, maar als het zover is ga ik gewoon weer terug. Geen enkel probleem, dat wist ik toen ik er aan begon.” „Wat mijn ambities voor de toekomst zijn? Ach, ik ben niet zo’n planner. Ik wil wat ik doe zo goed mogelijk doen. Op dit moment heb ik het op een na hoogste trainersdiploma, Trainer- Coach I. Ik twijfel nog of ik opga voor coach betaald voetbal. Ik heb niet de ambitie om hoofdtrainer te worden, zo kijk ik er nu althans tegenaan. Misschien word ik ooit wel assistent, dat past volgens mij wel goed bij mijn karakter.”
Bron: De Gelderlander