NEC speelt morgen tegen FC Twente met Pothuizen in de basis.
In de wedstrijd die bij NEC voor de ommekeer moet zorgen, doet Mario Been morgen thuis tegen FC Twente, voor het eerst dit seizoen een beroep op Patrick Pothuizen. „Ik had het al een beetje in de gaten toen we dinsdag de corners oefenden. Na het eten kwam de trainer naar me toe. ‘Je hoort erbij’, zei hij. ‘Ik weet dat het spannend voor je is, maar probeer toch lekker te slapen’.”
De 35-jarige routinier grijnst in de lobby van het Golden Tulip Hotel in Doorwerth, waar de Nijmeegse eredivisionist een trainingskamp heeft opgeslagen, om het dolletje van zijn coach. „‘Dat zal moeilijk worden, trainer’, heb ik geantwoord. Onzin natuurlijk. Elk weekend kan er op het laatste moment iemand ziek worden. Hij weet dat ik altijd klaar ben om te spelen.”
Toch deed Been dit seizoen nog geen beroep op zijn verdediger. In de voorbereiding klopte Pothuizen een keer aan bij zijn trainer. Waarom hij minder speelde dan normaal. Daarna heeft hij niet meer om opheldering gevraagd. „ Omdat ik het zelf wel kon invullen. De verdediging staat en op het middenveld hebben ze Vadocz voor mijn positie. En die doet het natuurlijk erg goed.” Twee keer leek hij de rol van stormram te moeten gaan vervullen. „Uit tegen Excelsior, omdat er verder alleen jeugdspelers op de bank zaten en Jonas Olsson niet verder leek te kunnen. Maar die ging toen toch door. En thuis tegen Willem II. Stond het lang 0-0. Tot Rutger Worm die strafschop benutte. Kon ik blijven zitten.”
Voor de goede orde, langs de kant juichte Pothuizen misschien wel het hardst van allemaal. „Voor de ploeg was het belangrijk. En ik gunde het Rutger. Een goed jong. En een sterke wil om beter te worden. Nog even afronden na een training? Rutger is al tijd bereid om die voorzetten te geven. De een na de ander. In een wedstrijd loopt hij zichzelf nog wel eens voorbij, maar vergeet niet: hij is pas 21. Dat deed ik vroeger ook.”
Tegenwoordig maken ze hem – zoals ze dat in Nijmegen noemen de pis niet meer lauw. Pothuizen heeft het allemaal al gezien. Het allemaal al meegemaakt. Niet alleen speelde hij Europees voetbal en acteerde hij in drie bekerfinales, de oude rot weet ook maar al te goed wat er met een ploeg gebeurt die tegen degradatie strijdt. „Je merkt het in de kleedkamer. Die gezichten na een weer een verloren wedstrijd. En hoe ze kijken. We hebben een jonge ploeg. Dan gaan de blikken vooral naar de grond. Of ze kijken strak voor zich uit. Ik heb geleerd dat je elkaar juist in deze fase in de ogen moet kijken. Frits van den Berk, mijn trainer bij Vriendenschaar en later bij Vitesse, heeft me dat altijd voorgehouden. Kijk elkaar aan. Dan zie je hoe die ander in elkaar steekt.”
Zijn blik is helder. Pothuizen straalt vastberadenheid uit. „Ik ben hartstikke fit. Gelukkig. De laatste maanden heb ik wat last gehad. Liesbreukje, paar spierblessures. Vooral dat laatste is verraderlijk. Je voelt niks meer. Denkt dat het weer goed is en pats! Schiet het er weer in. Ik kon daar knap chagrijnig van worden.” Het klopt het af op de houten tafel. Enkel- en knieblessures zijn hem tot nu toe bespaard gebleven. En dankzij veel cardio- en krachttraining voelt hij zich sterker dan ooit. „Natuurlijk kunnen we FC Twente verslaan. We hebben ze ook uitgeschakeld voor de beker. Wonnen we van ze in Enschede.”
Hij is ervan overtuigd dat het maar een keer hoeft mee te zitten om de ploeg uit de negatieve spiraal te krijgen. „Dat balletje moet een keer goed vallen. Zoals tegen Heracles. Wonnen we met 3-0. Hé we kunnen het wel, dacht ik nog. Nu gaan we richting middenmoot. Maar daarna hebben we die lijn niet kunnen doortrekken. Waren we op de beslissende momenten niet scherp genoeg.” En dus moet NEC op dit moment vechten voor lijfsbehoud. „Maar wij degraderen echt niet”, weet Patrick Pothuizen. „Daar ben ik honderd procent van overtuigd.” Hij spuugt het woord bijna op tafel. „Degradatievoetbal. Hou op. Dat wil ik in mijn – waarschijnlijk – laatste jaar niet meemaken. Sterker, ik reken op nog twintig wedstrijden met NEC. Zestien voor de competitie en vier voor de beker. Dat is inclusief de finale in De Kuip.” Weer die grijns.
Bron: De Gelderlander