In het speeltje van Marcel Boekhoorn, wat hem duizenden euro’s per week kost, DePers kwamen wij onderstaand stuk tegen over de Derby van zondag.
Tussen Nijmegen en Arnhem ligt maar vijftien kilometer. Toch is er een wereld van verschil tussen de bourgondische stad en die van de klassieke elite. Zondag spelen de vijanden tegen elkaar.
Waarom zijn de wedstrijden tussen NEC en Vitesse zo beladen?
Ho, wacht even. Het is dus NEC NEK zit onder je hoofd, NEC zit in het hart.
Sorry hoor.
Het ligt gevoelig. Mart Smeets, geboren Arnhemmer, had er een handje van om bij Studio Sport NEC voortdurend aan te kondigen als NEK. Hij hield daar pas mee op toen het klachten regende vanuit Nijmegen. Niet vergeten dus: het is NEC.
Waarvan akte. Maar hoe zit dat nou tussen die clubs?
In 1900 werd Eendracht opgericht, de voorloper van NEC, door een groepje arbeiders. Vitesse is een club van de klassieke notabelen. In 1892 was Vitesse eerst een chique cricketclub. Later dat jaar kwam er een voetbaltak bij. Wat dat betreft zijn de clubs een afspiegeling van de steden. Nijmegen is een bourgondische stad. In Arnhem leefden de hertogen, graven en andere rijke lieden. Zij maakten het geld van de burgers op.
Dat is niet zo mooi.
Nee, volgens sommige NEC-supporters is er nog niets veranderd. Nog steeds leven ze in Arnhem van gemeenschapsgeld, vinden ze. Ze wijzen dan op de financiering van het Gelredome door de provincie.
Zelfs zonder een schenking van miljoenen,
Zijn wij de ware Gelderse kampioenen!
Daar klinkt een beetje een Calimero-gevoel uit. Zij zijn groot en ik ben klein.
Het gras in Arnhem is vaak groener dan in Nijmegen, dat klopt. Terwijl Nijmegen ruim duizend jaar de grootste stad van Nederland was, gesticht door de Romeinen, je weet wel. De stad heeft van oudsher nog steeds veel aanzien vanwege de Waalkade, de universiteit, de Vierdaagse en haar Zomerfeesten. Dat heeft Arnhem allemaal niet. Toch is Arnhem de hoofdstad van de provincie Gelderland. De stad van de klassieke elite.
Is dus al lang aan de gang, dat gedoe tussen die clubs.
Dat is juist het vreemde, het is pas iets van de laatste twintig jaar. Daarvoor waren twee agenten op een fiets voldoende om de orde te handhaven.
Wie heeft dan de lont in het kruitvat gestoken?
Karel Aalbers, de megalomaan uit Eerbeek. Hij liet een multifunctioneel stadion neerzetten in Arnhem en kocht de ene na de andere topspeler. In die periode sprak hij de profetische woorden: ‘Als ik Vitesse in de volgende eeuw zie, dan zie ik een toegevoegde waarde voor de mensheid. In 2015 zijn we al minstens een keer kampioen geworden.’ Verder liet hij optekenen dat NEC in zijn ogen geen serieuze concurrent meer was. ‘Die club zal ons niet meer in de wielen rijden. Een gepasseerd station.’
Dat kwam natuurlijk niet lekker aan in Nijmegen.
Zeker omdat NEC op dat moment op sterven na dood was. Elk dubbeltje bij de club moest worden omgedraaid. De voorzitter werd Zeeuws Meisje genoemd, dus dan weet je het wel. Toen NEC in 1989 promoveerde, gooiden spelers uit vreugde hun shirtjes in het publiek. Iedereen was blij, behalve de voorzitter. Die realiseerde zich dat nieuwe tenues – die bovendien ook nog eens als de lelijkste van het betaalde voetbal werden gezien – een paar honderd gulden zouden gaan kosten. Kortom, NEC liep in alle opzichten hopeloos achter Vitesse aan. ‘Het was wear hillemuil nèks!, was in die jaren een gevleugelde uitspraak in De Goffert.
Hoe liep het met Aalbers af?
Het was een luchtbel. Aalbers liet de club in grote schulden achter. Wegens het zwart uitbetalen van speler Nikos Machlas werd hij in 2005 veroordeeld tot een geldboete van 20.000 euro en twee maanden voorwaardelijk. Met de sportieve aspiraties van Vitesse was het op dat moment al lang gedaan. Louter door ingrijpen van provincie en gemeente kon de club blijven voortbestaan.
Leedvermaak bij NEC natuurlijk?
En dat niet alleen. Terwijl Vitesse stukje bij beetje ineenstortte, zette NEC het Calimero-gevoel om in daadkracht: de jeugdopleiding kreeg een injectie, het stadion werd gerenoveerd en de selectie werd versterkt met tal van goede spelers. Tijdens de derby van 2004 rolden fans van NEC een spandoek uit: ‘Romeinse glorie versus een club met crickethistorie’. De wraak was zoet, zullen we maar zeggen.
Blijft het altijd bij dit soort onschuldige pesterijtjes?
Niet altijd. In 1999 sprak de toenmalige Vitesse-trainer Herbert Neumann na de derby van ‘een zelden eerder vertoonde vijandige sfeer’. Maar meestal blijft het bij ludieke acties: Vitesse-supporters hebben de kanonnen aan de Waalzijde eens geel-zwart geverfd, Dennis Gentenaar speelde de derby in 2006 met een roodzwartgroen kapsel en vorig jaar zongen de NEC-supporters naar hun rivalen aan de overkant: ‘Ze zijn de vrienden van Joran’, als verwijzing naar Arnhemmer Joran van der Sloot, de vermeende moordenaar van Natalee Holloway. Van die dingen.
Nog één anekdote dan, om het af te leren.
Voetbal International vroeg NEC-verdediger Peter Wisgerhof naar de sentimenten rond de wedstrijd. Hij antwoordde: ‘Tja, als je al niet meer met gele hesjes kan trainen, kijk je toch even raar op. Dat soort dingen zijn in Nijmegen doodnormaal. Ik weet nog dat Dejan Govedarica hier op zijn eerste training doodleuk op zwart-gele schoenen aankwam. Dat was dus één keer en nooit weer. En zo kan ik wel doorgaan. We hebben hier een keeper gehad die in een gele auto kwam voorrijden. Wist hij veel…’