“Op weg naar Tilburg werd onze trein kapot geschoten”

Interview met Hans Disveld, spits van NEC tussen 1943 en 1953.    
 
De behaalde Uefa Cup plek van vorig seizoen werd gevierd met een grote huldiging. Er waren echter tijden dat NEC als Oostelijk kampioen meespeelde om de landstitel. Het was de tijd vlak voor de start van het betaalde voetbal en die tijd blijft vaak onderbelicht volgens de heer Hans Disveld, spits van NEC destijds en nog immer trouw bezoeker van thuiswedstrijden: “Het stoort me wel eens dat de club alleen aandacht lijkt te hebben voor de geschiedenis sinds het betaalde voetbal en veel minder voor de eerste 55 jaar.” Zijn zoon wees ons er via de mail op dat dit ook voor ons NEC spelersarchief geldt en bracht ons in contact met de spits van weleer. De Trouwe Honden zochten ‘Het Gouden Hoofd’ – 86 jaar inmiddels – thuis op en penden de heerlijke verhalen van vroeger voor jullie op. Veel vragen hoefden we niet te stellen, de anekdotes kwamen vanzelf!

De overstap naar NEC
"In 1943 ben ik naar NEC gekomen, ik heb de overschrijvingskaart hier liggen, die had ik vast even opgezocht, omdat ik wist dat jullie kwamen. Ik ben er gebleven tot vlak voor de start van het betaalde voetbal. Ik zat al in het Nijmeegs jeugdelftal toen ik vijftien was en van daaruit was er interesse van NEC. Dat ging in die tijd natuurlijk anders, er kwam iemand langs en dan kon je overschrijving aanvragen naar een andere club, maar dan was je pas het jaar daarop speelgerechtigd. Ik voetbalde zelf bij Kolping, omdat ik katholiek was. Mijn ouders vroegen dan ook gelijk: maar is dat NEC wel een katholieke club? Gelukkig was meneer Van Voorst, die was toen voorzitter, ook katholiek en toen mocht het wel. Ik was net twintig en het was dus midden in de oorlog toen ik bij NEC ging voetballen. We speelden destijds nog op het Hazenkamp terrein."

Oorlog
“Er was vanwege de oorlog een noodcompetitie. Het was niet altijd even makkelijk, we zijn in die tijd twee keer beschoten. We moesten met de trein naar Tilburg toe, die zat vol met SS en Hitlerjugend en achterop stond een stuk afweergeschut. De trein werd toen aangevallen door vliegtuigen die zo naar beneden kwamen duiken en de locomotief werd kapot geschoten. Stonden we daar bij de IJzeren Man in Vught, hebben we een uur moeten wachten op een nieuwe locomotief. Toen we uiteindelijk in Tilburg kwamen, was het zo laat dat we na de wedstrijd direct weer naar huis moesten. We hebben nog een keer zoiets meegemaakt toen we in Hengelo voetbalden. Zo’n tien minuten voor de rust ging het alarm omdat er gebombardeerd werd, iedereen moest uiteraard naar binnen. Na een hele tijd kwam de scheidsrechter eindelijk en gaf aan dat we weer konden beginnen, maar het was toen al zo laat geworden dat wij terug moesten naar het station, lopend in die tijd, om de trein te halen. We gingen vrijwel altijd met de trein, een uitwedstrijd nam toen een hele dag, van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, in beslag.”

Kampioensjaren
“Direct na de oorlog zijn we twee jaar achter elkaar kampioen geworden, in 1945-1946 en 1946-1947. Dat waren kampioenschappen van het Oostelijk deel van het land. Als kampioen speelde je dan in een competitie tegen de kampioenen van de andere regio’s om het kampioenschap van Nederland. De wedstrijden in de kampioenscompetitie speelden we voor 25000 toeschouwers. Wij werden na een kampioenschap gehuldigd op de Markt. Na de beslissende wedstrijd in Enschede gingen we terug in een versierde trein, die verder helemaal vol zat met meereizende supporters, en van het station rechtstreeks naar Atlanta toe voor een diner en een groot feest.

We waren toen allemaal amateurs maar de omstandigheden maakten het er niet makkelijker op. Ik kan me herinneren dat we in de kampioenscompetitie van 1946 zaterdagavond om half acht in het Goffert stadion tegen het Haarlem van Kick Smit speelden en de volgende dag daar (in Haarlem, red.) om twee uur de volgende wedstrijd speelden. Na afloop van de thuiswedstrijd werden we direct naar een masseur gebracht op de Groesbeekseweg, en na die massage uiteraard direct naar bed. Dat herhaalde zich daarna o.a. tegen NAC, waardoor we binnen een maand liefst tien wedstrijden speelden. Volgens mij ben ik toen wel tien kilo afgevallen, en ik was al niet echt zwaar.

In een kampioenscompetitie wedstrijd tegen ik meen MVV maakte ik eens twee kopdoelpunten, dat was de reden dat ik de bijnaam ‘het gouden hoofd’ meekreeg. Ik scoorde sowieso wel veel met het hoofd. Verder moest ik het vooral van mijn snelheid hebben, echt fysiek sterk was ik niet.”

Mevrouw Disveld ging in die tijd vaak mee kijken, al werd dat later wat lastig met de kinderen. Meneer Disveld was namelijk niet alleen op het veld trefzeker, want uit het huwelijk kwamen 6 jongens en een dochter. En dus moest er ook brood op de plank komen want er werd in die tijd niet betaald.

Geen werk, maar hobby
“Naast het voetbal werkte ik ook, als administrateur bij de Nyma (de fabriek van de NV Kunstzijde spinnerij, aan de Waal, red.), destijds het grootste bedrijf van Nijmegen. Gelukkig stelden zij zich vaak soepel op. Toen ik in de kampioens competitie op een woensdag naar Heerenveen moest en ik toestemming vroeg aan het hoofd Personeelszaken riep die uit: “Dit is in het belang van Nijmegen en dus van de Nyma” en regelde een taxi voor me naar het station. De volgende ochtend moest ik uiteraard wel weer om acht uur op kantoor zijn. Op dagen na de wedstrijden was ik vaak een kwartier verder voordat ik mijn bureau bereikt had. Wat dat betreft heb ik er voor mijn maatschappelijke carrière alleen maar nadeel van gehad. Ik heb ook wel eens een baas gehad die me zei dat ik niet zo veel over voetbal moest praten.

Frans de Munck, destijds keeper van Sittardse Boys en het Nederlands Elftal, vertelde ons voorafgaand aan een wedstrijd, dat hij 40 gulden zou ontvangen die dag als hij zou winnen. We wisten niet wat we hoorden, wij kregen niks! In die tijd begon het wel steeds meer te komen dat er betaald werd, maar ik heb het helaas nooit meer meegemaakt. Alhoewel… Elke vrijdagavond hadden we een bespreking bij een eetgelegenheid in de stad, daar moesten we dan met de hele ploeg naartoe, om te praten over de tactiek en zo. Ik ben één keer thuis gekomen en toen vond ik 25 gulden in mijn zak en ik weet nu nog steeds niet van wie dat was. Dat was in die tijd al gauw een weekloon.

We kregen wel een kleine geldbeloning na elk van beide kampioenschappen. De eerste keer heb ik er voor mijn vrouw een mooie nieuwe fiets van gekocht en de tweede keer deze lamp.” Meneer Disveld wijst op een lamp waarvan de kap een beetje scheef hangt. “’t Is nu niet veel meer maar destijds was het een erg moderne lamp. Wij waren er in elk geval hartstikke blij mee.

Ook zijn we een keer na de laatste wedstrijd in de kampioenscompetitie, uit tegen Blauw Wit in Amsterdam op een woensdag, een aantal dagen gebleven. De vrouwen mochten toen ook mee, en we maakten uistapjes naar Volendam en we bezochten de wielerzesdaagse in Amsterdam.”

De andere voordelen
“Ik was wel een bekende persoon in de stad. Als we boodschappen gingen doen werd ik constant aangehouden. Wat in die tijd vaak gebeurde is dat mensen je koffer wilde dragen, ze deden dan net alsof ze een speler waren in de hoop gratis binnen te komen. Als spelers zelf hadden we altijd een spelerskaart die we soms wel en soms niet moesten laten zien.

Ik ben drie keer naar Engeland geweest, twee keer met het Nijmeegs elftal en één keer met NEC. Je werd dan bij een gastgezin ondergebracht en omdat het geheel wel wat geld op moest leveren speelde je al gauw drie keer in een week een wedstrijd. Ik heb onder andere tegen Cardiff City gespeeld. Die tripjes werden volledig door de club of de gemeente betaald trouwens. Ik ben nooit voor het Nederlands elftal uitgenodigd, maar heb wel een aantal keer voor het Oostelijk elftal gespeeld. Dat speelde dan tegen het Westelijk of Noordelijk elftal.”

Meneer Disveld vertelt dan uitvoerig over een zaak die hem nogal hoog zit. Voor het honderdjarig bestaan van de club heeft hij een groot deel van zijn privé archief uitgeleend, maar tot op heden heeft hij er nog niets van terug gezien. “Ik begrijp dat het allemaal wat tijd kost, en ik geloof zelfs dat ze een museum wilde maken, hetgeen nooit tot stand is gekomen, maar ik vind het wel jammer dat ik uit die tijd nu geen enkel clubblad meer heb.”

Quick
“Dé wedstrijden in die tijd waren de wedstrijden tegen Quick. NEC de volksclub, Quick de rijkeluisclub.” Meneer Disveld komt met een mooie anekdote uit die tijd: “Wij hadden een keeper, genaamd Nachtegaal, waarvan bekend was dat hij nog wel eens een borreltje lustte. Hij woonde meen ik in het Willemskwartier en de avond voor de wedstrijd zorgden Quick supporters ervoor dat het hem aan niets ontbrak en hij bleef heel lang hangen in de kroeg. Ik geloof dat we de volgende dag bij de rust met 5-0 achter stonden.

Vitesse deed ons ook wel wat, maar in die tijd (de kampioensjaren 46 en 47, red.) speelden we ze vaak van de mat. We hebben er een keer met 7-1 van gewonnen.”

Het team van toen
"De spelers kwamen destijds vrijwel allemaal uit Nijmegen, al kwam er wel eens één uit Groesbeek. Ik woonde zelf in die tijd in Nijmegen-Oost, in de Pijnboomstraat. Van Spierenburg wordt in de geschiedenisboeken weinig genoemd, maar was één van de beste NEC’ers ooit. Verder was Lakenberg wel redelijk slim, Wiskamp was een rotzak in het veld. Transfers kwamen destijds niet veel voor, maar Lakenberg werd benaderd door de secretaris van Blauw Wit en vertrok daar naar toe en later naar Italië. Dan ging het wel om geld trouwens.

Ik dronk nauwelijks, bij NEC nam ik meestal een chocolademelk. Een aantal jongens bleef vaak hangen om te kaarten en te drinken, ik deed daar niet aan mee. Ik herinner me nog een feest ter ere van het 25-jarig bestaan van Sittard. Dat werd gehouden na de wedstrijd en wij werden ook uitgenodigd. We spraken af dat ieder zijn eigen weg ging en bepaalden een tijd dat iedereen zich zou verzamelen om weer terug naar Nijmegen te gaan, iedereen moest de volgende dag weer werken. Maar toen de tijd daar was waren we één van de spelers kwijt. De bus stond klaar en pas na lang zoeken vonden we hem ladderzat terug in het centrum van Sittard. Ik was de volgende ochtend pas om 6 uur thuis! Vanaf toen is afgesproken altijd terug naar Nijmegen te gaan, ergens te gaan eten (meestal hotel Atlanta op de Grote Markt), met de dames erbij en dan kon iedereen daarna naar huis waarneer hij wilde.


Hans Disveld sticht gevaar in de oude Goffert. De scheidsrechter houdt er goed het oog in.

Ik speelde tot 1953 bij NEC. Na de kampioenswedstrijden bleef het elftal grotendeels in tact, maar we werden wel steeds ouder en blessuregevoeliger. In 1949 was de rek er uit en moesten we uiteindelijk zelfs degradatiewedstrijden spelen. We verloren de eerste, maar wonnen vervolgens de andere zeven wedstrijden, waardoor we er makkelijk in bleven.”

De band met NEC blijft
“Na mijn carrière ben ik ook als trainer aan de slag gegaan , ik heb onder andere de jeugdselectie van NEC nog getraind, in 70-71. Dat was trouwens een heel slecht jaar. Het was zo’n onopgevoed stel dat ik me soms schaamde dat ik daar mee pad ging. Later ben ik als trainer met Bemmel nog drie keer kampioen geworden. Verder heb ik Blauw Wit en DVOL nog getraind. Ik ben toen wel eens gevraagd om bij de veteranen van NEC mee te doen, maar ik had daar geen tijd voor.

Ik ben jarenlang naar NEC gegaan door zelf een kaart te kopen, maar op gegeven moment vroeg iemand, ik meen Pauke Meijers, mij waarom ik geen kaart van NEC kreeg. Ik ben daarna door Looijen uitgenodigd en hij beloofde me een kaart. Binnen een week was het geregeld. Ik zit nu op een invalideplaats, maar ook daarvoor krijg ik nog steeds een gratis kaart, zelfs met de play off wedstrijden. Het is soms best lastig, want als jij mij ziet stuntelen met die rollator voor het stadion…ik moet namelijk best een eind lopen eer ik op mijn plek ben. Ook in de ontvangstruimten mag ik gewoon komen.”

Toch nog maar eens even vragen hoe het dan met het NEC van nu gesteld is. Heeft NEC voetballers die in die tijd meekonden?

“Nou, die Vadovic (bedoelt Vadocz, red.) is natuurlijk een hele goeie, en bij vlagen was Lens ook wel aardig, maar die kan ook maar zo een kwartier niks doen. Heel irritant. Maar hij heeft zich wel heel goed ontwikkeld. Maar die rechtsback (Muslu, red.) die had er bij mij niet elke keer ingestaan. Hij gaf de tegenstander vaak veel te veel ruimte de bal rustig aan te nemen en te passen. We hebben gelukkig een hele goede keeper, daar hebben we heel veel aan te danken, want zo goed is die achterhoede niet. Van Beukering is ook wel een aardige speler. Hij legt de ballen leuk neer en ondanks dat hij niet zo groot is, wint hij wel vaak de kopduels. Maar waarom gaat hij elke keer op de grond liggen? Dat is voor de scheidsrechter heel irritant. Wat die jongens zeker moeten leren is: hou je mond tegen de scheidsrechter. Vooral die aanvoerder, Wisgerhof, heeft daar een handje van. We hebben het nog nooit van een scheidsrechter gewonnen. Hoeveel gele kaarten krijgen we daar wel niet door?”

Dat vroeger zeker niet alles beter was bemerken we als we de heer Disveld een paar laatste korte vragen stellen. Zo slecht hebben we het dus tegenwoordig helemaal niet!

Goffert, oud of nieuw? Het oude stadion was prachtig als het vol zat, maar als er maar achtduizend mensen zaten dan was het maar een koud gedoe. Het nieuwe stadion is daarom veel gezelliger.
Balkenshirt of huidig shirt? Ik vind het tegenwoordige shirt mooier dan het balkenshirt. Die blauwe uitshirts zijn overigens wel minder dan die witte waar ze voorgaande jaren mee speelden.
Moeilijkste tegenstander? Bij Wageningen, op de Wageningse Berg, daar hadden we het altijd heel erg lastig.

En laten die nou niet meer bestaan! De Trouwe Honden danken de clubicoon hartelijk voor zijn tijd en hopen dat hij met ons een spetterend Europees seizoen gaat beleven!


NEC spits uit de gouden jaren na de oorlog Hans Disveld met steun en toeverlaat

Reageer via DTH Facebook of deel via social media of mail.