Vandaag in de VI
Trainer Mario Been noemt hem ‘een voorbeeldprof’ en met zijn internationale ervaring moet hij dit seizoen NEC in Nederland én Europa de weg wijzen. Na drie seizoenen Austria Wien is Arek Radomski (31) terug in Nederland. Een verhaal over heimwee, Veendam en immigranten uit zijn land. ‘Veel Polen zien West-Europa nog altijd als een paradijs.’
Het is heerlijk terug te zijn. Drie jaar geleden vertrok ik bij SC Heerenveen, omdat ik toe was aan iets nieuws. Ik had drie seizoenen voor BV Veendam gespeeld en in totaal acht jaar in Heerenveen. Alles was normaal voor me. De stadions, de sfeer, de voetbalgedachte… Ik wilde een ander avontuur aangaan en vond in Austria Wien mijn nieuwe club. Drie jaar heb ik doorgebracht in de hoofdstad van Oostenrijk en ik kan nu wel stellen dat het een teleurstellende tijd was. Voetballend lag het niveau lager. In mijn eerste jaar wonnen we nog wel de dubbel, maar tactisch en technisch was het zóveel minder dan ik in Nederland was gewend. Ook het leven buiten het veld was niet gemakkelijk. Hier word je gastvrij ontvangen en zijn de mensen bereid je te helpen, maar ik kwam er al snel achter dat Oostenrijkers een heel andere benadering hanteren. We werden als Pools gezin vreemd aangekeken en ik heb de mensen daar ervaren als heel afstandelijk. Vooral voor mijn vrouw was het een zware tijd. Ik had natuurlijk mijn dagelijkse invulling bij de club, maar zij moest een nieuw sociaal leven opbouwen terwijl de omgeving heel kil was. Na twee weken had ze al heimwee naar Nederland en als het aan haar had gelegen, dan waren we al veel eerder teruggegaan. Maar financieel was het niet slecht en we hebben er met onze drie kinderen maar het beste van gemaakt.
Ik hoefde echter niet lang na te denken toen NEC zich afgelopen zomer meldde. Vorig seizoen stond ik lange tijd aan de kant met een afgescheurde kruisband, dus de club twijfelde nog over mijn fysieke gesteldheid. Ik ben twee dagen op proef geweest en daarna was de staf overtuigd. Tot op heden gaat het geweldig. In een jonge ploeg moet ik met mijn internationale ervaring leidinggeven en de resultaten zijn goed. Het Europese avontuur is natuurlijk bijzonder voor de club, en daarnaast laten we ook in de competitie goed voetbal zien. Ik voel me hier thuis en dat heeft voor een groot deel te maken met trainer Mario Been. Hij is heel sociaal ingesteld en weet precies hoe hij iedere speler moet benaderen. Ik heb de nodige trainers meegemaakt, maar de werkwijze van Been spreekt mij erg aan. Het is een groot verschil met bijvoorbeeld Foppe de Haan, die in Heerenveen jaren mijn coach was. Hij ging uit van zijn eigen visie en duldde geen tegenspraak. Het was de klassieke rolverdeling tussen trainer en speler. Ik heb het destijds als positief ervaren, maar ik denk dat in het moderne voetbal de aanpak van Been succesvoller is.
Toch hoor je me geen negatief woord zeggen over mijn tijd in Friesland. Ik heb er zóveel meegemaakt. De club werd groter en groter en ik heb van dichtbij gezien hoe we de eerste stappen in Europa maakten. Een mooie ontwikkeling, die ik hier bij NEC ook voor mogelijk acht. Daarnaast was het mijn definitieve doorbraak in de Eredivisie, na drie seizoen in Veendam te hebben gespeeld.
Per toeval kwam ik op zestienjarige leeftijd in Nederland terecht. Ik groeide op in Gniezno, een Poolse stad met tachtigduizend inwoners. Mijn voetbaltalent viel snel op. Vanaf mijn veertiende maakte ik deel uit van de nationale selecties en kwam ik in de jeugdopleiding van Lech Poznan, destijds een grote club in ons land. Ik was daar al twee jaar actief, toen ik opeens werd benaderd om in Nederland bij BV Veendam te gaan spelen. Gniezno was namelijk al jarenlang een zuster gemeente van Veendam en daardoor waren er nauwe contacten. Bij een uitwisselingsproject had het bestuur van Veendam gevraagd of er nog wat voetbaltalent in Gniezno rondliep, ingezien ik als enige in de stad in de Poolse jeugdselecties speelde, werd mijn naam direct genoemd. Algemeen directeur Henk Nienhuis stelde verder het plan in werking en ik vertrok als tienjarige jongen naar Veendam. Ik kwam in een gastgezin terecht en er ging een wereld voor me open. Het was 1993 en Het IJzeren Gordijn was net opengegaan. Polen was decennialang in opzichten het Oosten en ik mocht als een van eersten in het Westen kijken. Mijn ouders vonden het moeilijk hun zoon te laten gaan, maar ze waren ze heel trots dat ik deze kans kreeg, in Nederland en wist niet wat ik mee maakte. De bevolking was hartelijk en er heerste een positieve stemming. Een gigantisch contrast met mlijn vertrouwde omgeving, waar de mensen bang waren van angst voor slechtere tijden. Er heerste continu spanning, waarin mensen jaloers
naar elkaar keken. lereen in Polen leefde om te overleven en was gericht op de korte termijn. Je keek aal een maand vooruit, omdat langer geen zin had. Ik heb een warme jeugd gehad, ben mijn ouders dankbaar voor alles wat ze me hebben gegeven, maar we leefden wél in armoede. De salarissen waren zó laag, dat je elke dag blij was als er eten op tafel stond. Mijn ouders hadden een eigen winkeltje in de stad met allerlei dagelijkse benodigdheden zoals brood, melk en water. Ze hebben het nog steeds en het draait redelijk. Doordat ik de armoede van dichtbij meemaakte, heb ik vanaf het eerste moment dat ik geld ging verdienen mijn familie onderhouden.
Dat is niet meer dan normaal, en zodoende kon ik iets teruggeven voor alles wat ze voor mij hebben gedaan. Het was een moeilijke periode. Mijn missie te slagen als profvoetballer hield me op de been, maar verder belandde ik in een andere wereld waarin ik mijn omgeving ging missen. Er was in die tijd nog geen internet of mobiele telefoon, dus ik was blij als ik één keer in de twee weken kort naar huis mocht bellen. Dat regelde Nienhuis dan voor mij en daar ben ik hem nog altijd dankbaar voor. Ik mocht ook één keer in de acht weken een paar dagen terug en dat had ik écht nodig. Mijn tweelingzusje werd onverwacht op haar zeventiende zwanger, waardoor er thuis een moeilijke situatie was ontstaan. Ik voelde me verantwoordelijk, maar tegelijkertijd had ik alle energie nodig om in Nederland mijn droom te verwezenlijken. Ik heb destijds veel brieven geschreven, vooral naar mijn vriendin. Ze was mijn grote jeugdliefde en na twee jaar is ze ook naar Nederland gekomen. Sindsdien zijn we nooit meer uit elkaar gegaan. Als ik terugkijk, was het een heel hectische periode, maar die heeft me veel geleerd. Door mijn eigen verleden kan ik het ook goed begrijpen dat veel landgenoten Polen hebben verlaten. De toetreding tot de Europese Unie zorgde ervoor dat veel mensen hun toevlucht zochten in het buitenland. Alleen al in Nederland merk ik een gigantisch verschil. Ik ben drie jaar weggeweest en in die tijd hebben veel landgenoten de oversteek gemaakt. Ook in Nijmegen zie ik veel Poolse nummerborden en laatst waren er ook een paar Polen actief bij de verbouwing van mijn nieuwe huis. Vooral in de bouw is hier veel werk dat door Polen wordt gedaan, maar ik vind het geen goede ontwikkeling. De gevolgen zijn inmiddels namelijk in mijn eigen land duidelijk zichtbaar. Er zijn zóveel mensen naar het Westen vertrokken, dat er volop werkgelegenheid in Polen is, maar de benodigde vaklieden niet beschikbaar zijn. Veel landgenoten zien West-Europa nog altijd als een paradijs waar het geld voor het oprapen ligt en daardoor zijn ze niet langer meer geprikkeld in Polen zelf te werken.
Ik verwacht dat daarin binnenkort wel verandering zal komen. Laatst hoorde ik van mijn ouders dat er mensen terugkeren, omdat ze erachter kwamen dat het niet alleen maar positief is in het buitenland. Natuurlijk verdien je hier een hoger salaris, maar het dagelijks leven is hier ook vele malen duurder. Veel Polen ontdekken dat pas als ze hier zijn en houden verhoudingsgewijs niet veel over. Ik ben benieuwd hoe deze arbeidersstroom zich de komende jaren ontwikkelt, maar ikzelf ben er zeker van dat we met het gezin terugkeren naar Polen als ik over een paar jaar stop met voetballen.
Tot die tijd wil ik hier in Nijmegen nog een paar mooie seizoenen meemaken. Wie weet kan ik ook nog een terugkeer in het nationale elftal afdwingen. Op het WK van 2006 had ik een basisplaats, maar het afgelopen EK heb ik aan mij voorbij laten gaan. Bondscoach Leo Beenhakker belde mij op en zei dat ik wel tot de reservelijst van de selectie kon behoren, maar dat ik nergens op hoefde te rekenen. Daarop heb ik hem gezegd dat hij beter een jongere speler kon benaderen. Beenhakker vroeg ook of ik helemaal wilde stoppen met de nationale ploeg, maar dat vond ik nog te vroeg. Hij had er begrip voor en ik sluit een terugkeer zeker niet uit. Inmiddels ben ik weer fitter en kan ik me hier in de kijker spelen. Ik heb bij NEC een contract voor twee jaar getekend en mijn gezin bloeit weer op in Nederland. Dat doet veel met me en voorlopig blijf ik Nederland trouw. Nog een paar jaar en dan wil ik mijn carrière met een goed gevoel afsluiten, hoewel ik het woord carrière eigenlijk liever niet gebruik. Alleen bij gróte spelers en dat ben ik niet, spreek je van een carrière. Noem het bij mij maar een avontuur, zo heb ik het namelijk ook altijd beleefd.’