Vandaag in Voetbal International is onze enige aankoop totnogtoe te gast in Gouda. De van De Graafschap overgenomen middenvelder Schöne verteld over zijn tijd bij Heerenveen, zijn periode in Doetinchem en zijn verwachtingen bij NEC.
Als één speler zich vorig seizoen onderscheidde van het degradatievoetbal van De Graafschap, dan was het Lasse Schöne (22) wel. Begaafd als hij is, solliciteerde de Deense jeugdinternational met zijn briljante ingevingen naar een stap hogerop. NEC was het slagvaardigst, in Nijmegen speelt de voormalige verschoppeling van SC Heerenveen
plots Europees voetbal. Als VI’s Gast in Gouda praat de nummer 10 openhartig over blauwe haren, tatoeages en het stille leven op een dorpsboerderij.
Het afgelopen seizoen bij De Graafschap zat vol uitersten. Waar de club ternauwernood ontsnapte aan degradatie, groeide jij wekelijks uit tot de revelatie. Hoe moeilijk was dat dubbele gevoel?
‘Voor mijzelf was het een goed seizoen, dat lijkt me duidelijk. Maar voor de ploeg was het erg wisselvallig. Toch overheerst een goed gevoel, aangezien we de doelstelling – lijfsbehoud – hebben gehaald. Helaas konden we de geweldige reeks van de eerste competitiehelft niet doortrekken. Alles verliep boven verwachting, dat we op een gegeven moment zesde stonden was ongelooflijk. We wisten natuurlijk wel dat we die serie na de winterstop niet konden voortzetten, maar zo’n grote terugval was niet nodig. Na verloop van tijd wisten we niet eens meer wat winnen was. Het was een combinatie van onkunde en pech. Eén keer iets meer geluk, dat had het verschil kunnen uitmaken. Gelukkig heb ik zelf wekelijks wél een aardig niveau gehaald. Ik kon mijn acties maken en merkte dat mijn rol voor het team steeds belangrijker werd.’
Een belangrijke oorzaak voor de neerwaartse spiraal was het vertrek van Berry Powel naar FC Groningen, eind januari. Voelde je vanaf dat moment meer druk op jouw schouders?
‘Er veranderde natuurlijk wel wat. Het team raakte een belangrijke speler kwijt en ik voelde de ogen nog meer op mij gericht, maar ik heb er nooit onder geleden. Het was voor iedereen duidelijk dat we hoe dan ook in de Eredivisie moesten blijven. Bovendien vind ik druk niet vervelend. Ik heb liever dat de mensen wat van me verwachten, dan dat ik ergens als nobody rondloop. Alleen werd het voor mij moeilijker voetballen zonder Berry. Hij hield altijd wel een paar verdedigers bezig, waardoor ik meer ruimte kreeg. Nu was De Graafschap te veel afhankelijk van individuele acties. Naarmate we steeds vaker verloren, schakelde het team automatisch over op de lange pass in plaats van het verzorgde positiespel. Ik zag de ballen telkens hoog over me heen vliegen en daardoor werd het steeds lastiger het spel naar mijn hand te zetten.’
Vóór dat seizoen bestond er twijfel of je fysiek het niveau van de Eredivisie aankon. Is het je meegevallen?
‘Nou, sterker nog, eigenlijk kom ik met mijn fysieke tekortkomingen veel beter tot mijn recht in de Eredivisie dan in de Jupiler League. Het hoogste niveau past beter bij mijn kwaliteiten. Natuurlijk was het lekker dat we in de Eerste Divisie in de top speelden, maar het was wel fysieker, meer vechtvoetbal. Ik moet het van het technische spel over de grond hebben, want in de lucht mag je van mij geen wonderen verwachten. Mijn sprongkracht is niet eens zo slecht, maar ik kan gewoon voor geen meter koppen. Richten? Vreselijk! Dat is al mijn hele leven zo.’
Toch maakte je in de play-offs om lijfsbehoud tegen Helmond Sport een belangrijk doelpunt met je hoofd.
‘Daar stond iedereen van te kijken, inclusief ikzelf, haha. Ik oefen er nu vaker op, maar zie weinig vorderingen. Koppen is gewoon niet voor mij weggelegd. Toch ga ik er bij NEC mee aan de gang om het te verbeteren, net als met mijn trap, techniek en startsnelheid.’
Door jouw prestaties stond je constant in de belangstelling van clubs uit de subtop.
‘Dat hoort er nu eenmaal bij als het lekker gaat. Toch was het nieuw voor me. Zowel in de jeugd van SC Heerenveen als in de Eerste Divisie moest ik voor mijn plek vechten en stond ik zelden in de spotlights. Ik kwam ook slechts sporadisch in aanraking met de media, maar dat was vorig seizoen in één keer anders. Daar moest ik wel een beetje aan wennen. Voor de spiegel ben ik ijdel en winkelen vind ik leuk, maar met camera’s heb ik niets. Soms zie ik voetballers bijna élke week met een interview in een blad of met hun kop op tv en dan vraag ik me toch af of dat nou nodig is. Het gaat toch primair om het voetbal? Aan de andere kant hoort het erbij en sta ik iedereen te woord, want ik voel me niets meer dan wie ook. Door mijn prestaties én de aandacht raakten aan het eind van het seizoen steeds meer clubs in me geïnteresseerd. Al snel werd duidelijk dat ik hogerop kon. Terwijl ik me tót mijn overstap naar NEC nooit met een transfer heb beziggehouden.’
Waarom NEC? Ook FC Twente en Roda JC hadden toch interesse?
‘Die verhalen heb ik ook gehoord, maar behalve NEC is geen enkele club écht concreet geweest. En dat vond ik geen enkel probleem, want met NEC heb ik een juiste keuze gemaakt. Hoewel ik niet weet of ik in Doetinchem echt was uitgeleerd, had ik mezelf voorgenomen het een stapje hoger te proberen. Een transfer naar Nijmegen was wat dat betreft de ultieme stap. Na het eerste gesprek hoefde ik ook niet lang na te denken. Geen topclub waar de druk gigantisch is, wél Europees voetbal; wat wil ik nog meer?’
In 2006 was ook de stap naar De Graafschap een gouden zet. Bij SC Heerenveen zat je op dood spoor en leek je voetbaldroom uiteen te spatten.
‘Zeker achteraf gezien kon het eigenlijk niet beter. In Heerenveen verpieterde ik een beetje in het belofteteam. En trainer Jan de Jonge kende ik vanuit Friesland, hij haalde me naar Doetinchem en zijn vertrouwen wilde ik graag beantwoorden. In de Jupiler League heb ik me eindelijk weer verder kunnen ontwikkelen, het was op alle fronten een ander niveau dan de beloftencompetitie. Sommigen zagen het als mijn laatste kans, maar ikzelf stond er niet zo bij stil. Nu kan ik erkennen dat het inderdaad een soort examen was. Als het bij De Graafschap niet was gelukt, was ik teruggegaan naar Denemarken en daar bij een club gaan spelen. Maar het liep gelukkig anders. We werden kampioen en ik kon me wekelijks laten zien. Daarvoor was ik naar Nederland gekomen.’
Waarom kwam jouw carrière zo moeizaam op gang?
‘In Heerenveen is het er nooit uitgekomen. Aan de ene kant stonden er geweldige voetballers vóór me in de hiërarchie. Arnold Bruggink en Lasse Nilsson passeer je niet zomaar even als talent. Toch overheerst het gevoel dat ik nooit een eerlijke kans heb gekregen. De ontwikkeling die ik de laatste twee jaar in Doetinchem heb doorgemaakt, had ook in Friesland gestalte kunnen krijgen. Eén wedstrijd mocht ik aanschuiven op de bank, maar ze hebben me altijd het gevoel gegeven dat ik er een beetje bij hing. Dat beschouw ik nog altijd als de grootste teleurstelling in mijn carrière. Soms trainden we met vijf beloftespelers op het veld naast de eerste selectie. Zó ontzettend frustrerend.’
Je revanche was zoet door vorig seizoen De Graafschap in het Abe Lenstra Stadion naar de overwinning te leiden.
‘Die avond klopte echt alles. We wonnen met 2-3 in onze beste wedstrijd van het seizoen en ik
scoorde met een stiftje. Dat voelde toch wel als de ultieme revanche. De supporters kenden me waarschijnlijk amper, maar spelers en technische staf wel. Het was een van de mooiste voetbal-avonden uit mijn leven. Toch ben ik me ervan bewust dat ik veel aan SC Heerenveen heb te danken. Ze hebben me de kans gegeven als Deense speler in het buitenland te slagen en die binding met de club zal ik altijd houden.’
Behalve je voetbalkwaliteiten werd in Friesland vreemd opgekeken van je uiterlijk vertoon. Heb je daar veel kritiek op gekregen?
‘Je doelt waarschijnlijk op mijn haardracht en tatoeages? Tja, ze letten in Heerenveen nu eenmaal meer op dergelijke discipline dan bij andere clubs. Zo mocht ik geen tape over mijn voetbalkousen plakken en mijn haar niet in een staart doen. In plaats daarvan moest ik een band dragen. Maar ik hoop toch niet dat het gebrek aan vertrouwen daardoor kwam…
Dat zou te gek voor woorden zijn geweest. Ik heb me nooit raar gedragen en ben ook nooit direct op mijn uiterlijk aangesproken, maar er werden wel voorzetjes gegeven. Zo heeft Foppe de Haan een keer tegen me gezegd hoe mooi het zou staan als ik mijn haar zou afknippen, haha. Toch bleef ik dicht bij mezelf. Gewoon omdat ik zo ben. Veel jongens lopen daar al snel in het gareel, ik was misschien wat apart voor de Friese cultuur.’
Op je zestiende verkaste je al naar Nederland. Hoe moeilijk was dat?
‘Het is niet zomaar iets als je alles en iedereen achterlaat en in een vreemde omgeving helemaal opnieuw begint. Maar het gastgezin in het kleine Friese dorpje Luinjeberd was fantastisch en dat vergoedde veel. Ik kwam op een dorpsboerderij te wonen en er ging een wereld voor me open. Luinjeberd bestaat uit één straat en heel veel weilanden. Maar het was een mooie tijd. Doordat de familie een eigen slagerij had, aten we altijd het lekkerste vlees. Ik had niets te klagen. Ze wasten mijn kleren, kookten voor me; alles stond altijd klaar. Terwijl ik, als ik echt op mezelf was gaan wonen, vermoedelijk wel vijf keer in de week pizza had besteld. Ook Salih Kaya, een andere Deense speler, kwam na een tijdje in dat gezin terecht. Hij is alleen vanwege heimwee na anderhalf jaar weer vertrokken. Natuurlijk miste ik mijn familie en vrienden ook wel, maar zó erg werd het bij mij nooit. Misschien was mijn wil te slagen ook wel groter. Het is altijd mijn grote droom en missie geweest profvoetballer te worden, daar moet je nu eenmaal dingen voor doen en laten.’
Maar is het wel gezond spelers al op jonge leeftijd uit hun eigen cultuur weg te halen en in een vreemd land neer te zetten?
‘Bij mij heeft het goed uitgepakt, maar ik weet niet of het altijd een goede stap is. Het heeft ook veel te maken met het karakter van een persoon. In de paar jaar die ik als tiener bij SC Heerenveen heb gezeten, hebben ze me kunnen kneden als speler én als mens. En ik heb er ook zeker meer geleerd dan in Denemarken mogelijk was geweest. Hoe mijn familie en vrienden reageerden? De voetballiefhebbers vonden het een mooie stap, zij die er minder van wisten vroegen zich af naar wat voor een gehucht ik vertrok. Toch heb ik altijd veel warmte gevoeld. Voor mijn vader ging een droom in vervulling toen ik in het buitenland ging spelen, mijn moeder vond het minder leuk. Ze raakte toch een beetje haar kind kwijt. Mijn vader is, net als mijn opa, zelf ook prof geweest, voor hem was het extra bijzonder. Overigens hebben mijn ouders me altijd op een gezonde manier gestimuleerd. Ik moest niets en ze lieten me overal vrij in. Zowel op als buiten het veld.’
Maakte dat je ook een excentriek persoon?
‘Ja, dat is volgens mij ook de reden dat ik als puber met mijn uiterlijk experimenteerde. Mijn moeder had een kapsalon en ik heb regelmatig bij haar in de stoel gezeten om een kleurtje in mijn haar te doen. Blauw, zwart, rood; je kunt het zo gek niet verzinnen, maar op mijn dertiende vond ik het geweldig. Net als mijn drang naar tatoeages. Inmiddels heb ik er acht en dat zullen er wel meer worden. Op mijn zestiende heb ik mijn eerste laten zetten als een soort proef en ik was direct verkocht. Allemaal dingen die zijn voortgekomen uit de prettige opvoeding die ik heb genoten. En het heeft er ook voor gezorgd dat ik opensta voor nieuwe mensen en nieuwe culturen.’
Vandaar dat je zo goed Nederlands spreekt.
‘Ik woon hier nu zó lang dat ik me een halve Nederlander voel. Dat komt mede door de lessen van mijn ouders dat je je moet aanpassen als je ergens nieuw komt. En ja, daarin speelt de taal een belangrijke rol. Toen ik mijn Nederlandse vriendin Marije een paar jaar geleden ontmoette, ben ik me nog meer gaan verdiepen in het land en de taal. Ons dochtertje Mila is acht maanden en we willen haar ook tweetalig opvoeden. Natuurlijk speelde ook SC Heerenveen met de lessen een belangrijke rol, maar het gaat vooral om je karaktereigenschappen. Want ze kunnen het je niet verplichten. Denk je dat Afonso Alves was gekomen als ze tegen hem hadden gezegd dat hij Nederlands moest leren? Dan had hij gezegd: Zoek het maar uit. Ieder zijn eigen manier, maar niemand hoefde mij te motiveren. Als ik naar China ga, wil ik ook Chinees spreken. Dat zit in mijn karakter.’
Dit seizoen wacht je een nieuwe uitdaging. Bij NEC word je gezien als de opvolger van de naar AZ vertrokken Brett Holman. Het wordt niet eenvoudig in zijn voetsporen te treden.
‘Holman is niet voor niets naar een grote club als AZ gegaan, dus dat laat zien dat hij nog een stapje verder is. Ik weet dat ik als zijn opvolger word beschouwd, maar ik zie dat niet zo. We zijn twee totaal verschillende spelers. Holman heeft een gigantisch loopvermogen en is altijd onderweg, terwijl ik meer de bal aan mijn voeten wil hebben. We geven allebei onze eigen invulling aan het spel, maar ik wil de supporters hier van mijn kwaliteiten overtuigen.’
De club is nog druk op zoek naar buitenspelers, want het 4-3-3-systeem is heilig in Nijmegen. Dat moet voor jou als klassieke nummer 10 een verademing zijn.
‘Het is inderdaad lekker voetballen met een balvaste spits vóór me en twee buitenspelers. Daardoor heb ik vaak minimaal drie afspeel-mogelijkheden en is er ruimte om rondom de spits zelf voor de actie te gaan als de flankspelers aan de lijn blijven. Bovendien is het een groot voordeel dat ik weer met Jhonny van Beukering samenspeel. Twee seizoenen geleden konden we elkaar bij De Graafschap heel makkelijk vinden. Hij is ook de ideale spits voor een nummer 10. Jhonny houdt de ballen vast, zodat ik kan bijsluiten. Ik merk nu al dat er na een aantal weken bepaalde automatismen in ons spel zitten en dat kan alleen maar verder groeien.’
Vrees je niet dat je tot het uitstervende ras van nummers 10 behoort?
‘Ik betreur de huidige ontwikkeling. Tijdens het afgelopen EK is het 4-2-3-1 systeem opeens komen opzetten en daarbij is de nadruk komen te liggen op de verdedigende middenvelder in plaats van op de aanvallende. Als voetballiefhebber vind ik dat jammer. De nummer 10-positie is voor mij de mooiste op het veld en kijk de geschiedenis van het voetbal er maar op na: spelers die op die plek groot zijn geworden, hebben het publiek heel veel vermaak geboden. Jari Litmanen was natuurlijk een fenomeen, maar Roberto Baggio en mijn landgenoot Michael Laudrup waren mijn grote idolen. Ze wisten attractiviteit aan rendement te koppelen. Aan de andere kant krijg ik nu de mogelijkheid me nog meer te onderscheiden. Op deze manier behoor ik niet alleen tot het uitstervende ras, maar tegelijkertijd ook tot de specialisten.’
Dit seizoen zal het rendement belangrijk zijn. NEC wil de qroepsfase van het UEFA Cup-toernooi halen en bovendien in het linkerrijtje eindigen.
‘Ik vind dat een realistische doelstelling, hoewel we natuurlijk afhankelijk zijn van de loting voor de eerste ronde. Er kan zomaar een topteam uit de koker komen rollen… De verwachtingen zijn hooggespannen, maar ik merk dat de selectie nog in een bepaalde roes van het afgelopen seizoen zit. Het lijkt wel dat bij NEC altijd wordt gelachen. Dat vind ik een duidelijk signaal en werkt positief door op iedere individuele speler.’
Je ster lijkt ook in eigen land rijzende. Je bent een belangrijke steunpilaar in Jong Denemarken in de kwalificatiereeks voor het EK, terwijl er openlijk wordt gespeculeerd over een plaats in de nationale A-selectie.
‘Ik heb alle nationale jeugdteams doorlopen en mag dit jaar nog voor jong Denemarken uitkomen. Natuurlijk hoop ik in de toekomst in het nationale A-team te spelen, dat was al van kinds af aan mijn grote droom. De laatste jaren gaat het helaas veel minder met de nationale ploeg. We hebben een aantal grote toernooien op rij gemist, waardoor we nu écht moeten oppassen dat we de aansluiting niet missen. Iedereen buigt zich over de oorzaak van het verval, maar het is moeilijk te verklaren. Er zijn voldoende goede spelers, maar volgens mij ontbreekt het aan échte vedettes zoals we voorheen met de gebroeders Laudrup en doelman Peter Schmeichel hadden. De grote Deense voetballers zitten ook bij de Europese top- en subtopclubs op de bank. Laatst hoorde ik van mijn vader dat in een Deense krant stond dat van alle buitenlandse voetballers ik van iedereen nog de meeste speelminuten had gemaakt. Aan de ene kant natuurlijk een mooi gegeven, maar het geeft eveneens de teruggelopen status van het Deense voetbal aan.’
Dit seizoen kom je te voetballen tegen Jon Dahl Tomasson.
‘Daar kijk ik ook echt naar uit, want ondanks het gebrek aan succes van de nationale ploeg, zijn sommige spelers in Denemarken nog altijd immens populair. Jon Dahl Tomasson is een van hen en het lijkt me geweldig tegen hem te spelen. Of hij mij kent? Hij zal vast geen idee hebben wie Lasse Schone is, maar aan mij de taak daarin verandering te brengen.’