In de VI was Youssef El Akchaoui te gast in Gouda.
In acht dagen tijd PSV verslaan, NEC naar de volgende bekerronde schieten tegen Rijnsburgse Boys, een oproep krijgen voor het Marokkaanse elftal en dan met 3-0 verliezen bij Roda JC…
‘Het was een prachtige week en jammer dat we die hebben afgesloten met een zware nederlaag. Toch moeten we van een voortvarende start van het seizoen spreken. De afgelopen twee jaar stonden we na elf speelronden ergens onderin en moesten we de puntjes sprokkelen, nu draaien we nog op alle fronten volop mee.’
De NEC-supporters kozen je vorig seizoen tot Man of the Year, terwijl ook de fans van ADO Den Haag met je wegliepen. Wat is jouw geheime kracht?
‘Ik denk dat er niets geheim aan is. Mijn kracht is dat ik geen rol speel. Buiten het veld sta ik voor iedereen klaar en straal ik warmte uit, en ook erbinnen doe ik alles om te slagen. Ik zal nooit verzaken en dat spreekt het publiek aan. Ik vind dat je altijd alles moet geven, elke wedstrijd en elke training.’
Er zullen toch ook voetballers om je heen zijn die een andere mentaliteit hebben?
‘Ja, die zijn er zeker. Spelers die op de training ontspannen een balletje willen trappen en in de wedstrijden er staan. Daar heb ik begrip voor, maar het zorgt ook voor botsingen. Ik kan écht ziek zijn van een nederlaag op een trainingspartijtje en als ik dan zie dat iemand niet alles geeft, dan spring ik uit mijn vel. Niet altijd verstandig, maar het hoort bij mijn karakter. Ik heb daarom lak aan de voetballers die zich ergeren aan mijn drive. Er zullen wel medespelers tussen zitten, maar als het ze hoog zit, dan moeten ze het direct tegen me zeggen. Ik weiger mezelf te veranderen. Daarvoor heb ik in het verleden te veel meegemaakt.’
Je doelt onder anderen op je twee jaar jongere broertje Driss.
‘Ja, bij hem heb ik gezien hoe het kan verkeren. Hij was een groot talent en speelde voor onder meer Feyenoord, FC Utrecht, AGOW Apeldoorn en Helmond Sport. Bij die laatste club werd hij op 23-jarige leeftijd afgekeurd vanwege hartproblemen. Jarenlang heeft hij alles overgehad om zijn droom van profvoetballer te verwezenlijken, maar opeens was het over. Het speelde zich af in de periode dat FC Utrechtspeler David Di Tommaso stierf met soortgelijke problemen, dus achteraf moeten we alleen maar blij zijn dat Driss er wél op tijd bij was. En zo zijn er veel meer jongens die alles er voor overhebben te slagen in de voetballerij, maar bij wie het door ongelukkige omstandigheden misgaat. Dan kan ik het dus niet hebben als spelers die wél de kans krijgen, geen honderd procent inzet tonen.’
Heeft het ook met je opvoeding te maken? I gezin met zeven kinderen werd je al van jong aan geleerd dat je alles moet geven om te slagen.
‘Het was bij ons thuis in Alblasserdam één gezellige boel, waar de werkmentaliteit altijd werd bijgebracht. Een prachtige jeugd, drie oudere zussen, een oudere broer en jonger broertje en zusje. Met de drie jongens sliepen we op één kamer en dan kun je wel raden dat het nodige kattenkwaad werd uitgehaald. Ik had de grootste mond thuis, dus kreeg ik ook het meest te verduren, haha. Maar we schroomden nooit elkaar de waarheid te zeggen. Als ik iets deed wat niet door de beugel kon, dan werd ik van alle kanten gecorrigeerd. Daarnaast zag ik mijn vader elke dag hard werken om het gezin te onderhouden, dus ik haalde het niet in mijn hoofd er met de pet naar te gooien. Hij zat in de polyester en werkte onder meer voor Fokker en allerlei scheepsbedrijven. Mijn vader maakte lange dagen, maar zorgde er wel altijd voor dat Driss en ik op tijd bij Feyenoord kwamen. Ik heb zóveel aan mijn ouders te danken, dat ik blij ben dat ik ze nu iets kan teruggeven met mijn spel.’
Behalve op het voetbalveld zet je jezelf ook al enige tijd in op maatschappelijk vlak. Ben je je bewust van je voorbeeldfunctie?
‘Het heeft meer met mijn persoonlijkheid te maken. Natuurlijk spreekt het meer mensen aan als je voetbalt, maar dat staat los van mijn gedachten. In mijn tijd bij ADO was ik op vrijwillige basis ambassadeur voor Unicef, hield ik toespraken voor inburgeraars en zette ik me in voor allerlei goede doelen. Dat vind ik niet meer dan normaal. Geld komt en geld gaat, dus je moet er iets goeds mee doen. Bovendien voelt het leerzaam je nuttig te maken voor de mensen om je heen, ook al wordt het niet altijd door iedereen op de juiste manier beoordeeld.’
Je doelt op de actualiteit, die je ongetwijfeld irriteert. We zitten hier in de stad die de afgelopen tijd kampte met een golf aan criminaliteit van vooral Marokkaanse jongeren.
‘Elk incident met Marokkaanse jongeren doet pijn en frustreert. Problemen met hangjeugd lijken wel dagelijkse kost, maar ik weiger me erbij neer te leggen. Het probleem ligt ook niet alleen bij hén. In Gouda zie ik het bijvoorbeeld als de schuld van de regering. Die heeft de boel uit de hand laten lopen en weet het nu opeens niet meer. Meer zeg ik liever niet over Gouda, omdat ik er niet woon en van buitenaf alles moet beoordelen. Ik betrek het daarom liever op mijn eigen woonomgeving in Rotterdam. Daar zijn soortgelijke jeugdbendes actief. Dan heb ik het niet louter over Marokkanen, maar over jongeren met allerlei achtergronden. Als ik in de stad langs een groepje gabbers loop, dan hoor ik steevast dat ze me "kut-Marokkaan" noemen. Je kunt dan twee dingen doen: omdraaien en de discussie aangaan met alle gevolgen van dien, of negeren. Ik kies voor het tweede, hoe moeilijk dat ook is.’
Je wijst naar het kabinetsbeleid als oorzaak van de problemen. Wat is in jouw ogen dan wél een doeltreffende aanpak?
‘Als ik jou een goed antwoord kan geven op die vraag, dan was ik geen profvoetballer maar minister-president. De verantwoordelijke mensen moeten het oplossen, want zij worden er toch ook vorstelijk voor betaald? Zoals het nu gaat, blijft het integratieprobleem bestaan en is het wachten op een nieuwe groep zondebokken. Het zijn nu de Marokkanen, maar over tien jaar praten we over de Roemenen en de Polen. Wel heb ik een duidelijke gedachte over hangjongeren, want die zijn volgens mij de kern van de overlast. Je moet het probleem bij de wortels aanpakken. Als Pietje of Hassan op straat staat te hangen, dan moet een agent vragen wat hij doet. Blijft zo’n jongen het antwoord schuldig en is hij hinderlijk voor de omgeving, dan geef je hem maar een boete; en een hoge ook. Gewoon direct straffen, heel simpel.’
Dat klinkt als een radicale, strakke aanpak.
‘Als zij radicaal doen, dan moet je radicaal terugdoen. En als zij normaal doen, dan moet je normaal terugdoen. Iedereen wil toch worden benaderd hoe hijzelf een ander benadert? Nederland is jarenlang veel te tolerant geweest en daar zie je nu de problemen van. Alles maar gedogen en met de mantel der liefde bedekken, waardoor die lastpakken denken dat ze alles kunnen maken. Ik was met NEC onlangs op Bonaire en Aruba en zag daar hetzelfde wat ik in Marokko zie. De jeugd weet daar dat je gedonder krijgt als je onrust veroorzaakt, dus zijn er veel minder problemen met jongeren. Hier genieten ze van de vrijheid en maken er misbruik van. Ik noem bewust geen etnische groep, omdat ik vind dat je nooit iedereen over één kam mag scheren. Zojuist vertelde ik over een incident met gabbers, maar ik heb ook vrienden die gabber zijn en nooit problemen veroorzaken.’
Zie jij jezelf als voorbeeld van geslaagde integratie?
‘Nee, want slechts een paar procent is niét goed geïntegreerd. Ik ben slechts onderdeel van die heel grote groep die zich hier heel lekker voelt. Ik hoor wel eens: "Youssef, jij bent wel een goeie’! Belachelijk toch? Want daarmee insinueer je dat de menigte slecht is. Het begint met de opvoeding, daar moeten de grenzen worden bepaald. Ik ben voor de corrigerende tik, zeker weten. Je geeft als ouder aan: Tot hier en niet verder, en daarmee schep je duidelijkheid. Kinderen die thuis nooit tegengas hebben gekregen, gaan ook op straat hun eigen gang. Daarom vind ik dat je ouders boetes moet kunnen geven als hun kinderen herhaaldelijk voor overlast in de samenleving zorgen. De overheid moet daar veel scherper op zitten, zoals op meer mogelijke oorzaken. Als een jongen van negentien in de uitkering zit, dan is er iets goed mis. Hij moet werken, want er zijn oneindig veel baantjes. Ik kom uit een arbeidersgezin en weet niet anders dan dat je moet werken voor je geld. In mijn tijd bij Feyenoord bracht ik ’s ochtends met mijn broertje De Telegraaf ‘rond en in de avond¬uren bezorgde ik pizza’s. Op mijn achttiende kreeg ik mijn eerste contract. In die dertien jaar heb ik in mezelf geïnvesteerd, zonder iets terug te krijgen. En als ik iets wilde kopen, dan moest ik toch ergens aan een zakcentje komen.’
De schuld wordt ook vaak gezocht bij de beeldvorming in de media. Een zwaktebod?
‘Nee, ik vind het terecht en zal je met een voorbeeld uitleggen waarom. Vijf jaar geleden speelden we met de Marokkaanse profs een oefenwedstrijdje in De Arena tegen Ajax. Het was een groot feest met twintigduizend uitzinnige fans en we wonnen ook nog met 3-2. Terwijl iedereen plezier had, ging een groepje van vijftig onruststokers na de wedstrijd het veld op om herrie te schoppen. Vervolgens valt er in de media geen uitslag te lezen, niets over de duizende positieve fans, maar alles over de rellen. Ze geve dus aandacht aan dat heel kleine deel, en laten de rest achterwege. Het vreet aan me, maar ik weet best dat het een strijd is die je niet kunt winnen.’
Voel jij je daardoor meer Marokkaan dan Nederlander?
‘Die vraag krijg ik tegenwoordig vaak en hoewel ik veel van de Nederlandse cultuur he overgenomen, blijf ik een Marokkaan. Waarom? Dat is heel simpel en heeft met de beeldvorming te maken. Als ik straks een bank overval, staat er morgen in de krant dat een Marokkaan, of me een beetje geluk een Noord-Afrikaanse jongen een bank heeft overvallen. Dan wordt er niet gemeld over mijn band met Nederland en dat ik hier geboren ben. Terwijl dat wél wordt gedaan als het nieuws positief is. Als ik goed speel, ben ik opeens wel een Nederlander van Marokkaan afkomst, en niet langer alleen een Marokkaan voetballer. Door de behandeling van je omgeving krijgen gevoelens een grotere dimensie. Ik we inmiddels niet beter.’
Wat bedoel je daarmee?
‘Iedereen heeft de mond vol over tolerand maar tegelijk wordt er nog overal gediscrimineerd. In mijn jeugd bij Feyenoord werd mijn broertje gekrenkt in zijn ziel, terwijl het voor sommige mensen normaal bleek te zijn iets roepen. Driss had een belangrijk tentamen en vroeg aan zijn trainer of hij een avondje thuis kon blijven om te leren. Die man zei glashard ten overstaan van de hele groep: "Blijf jij maar lekker thuis studeren, maar jullie soort komt toch wel in de WW" Het was gemeend en had niets met een dolletje te maken. Gelukkig hoorde mijn eigen trainer Henk van Stee dat ook en die heeft de betreffende trainer er fel op aangesproken. Maar het gaf precies aan wat er mis is in de hoofden van bepaalde mensen. Wat dacht je van het uitgaans-beleid in dit land? Vroeger kwam ik nergens binnen als ik wat wilde drinken, omdat ik Marokkaan was. Tegenwoordig hoef ik niet eens meer in de rij te staan, omdat ik toevallig aardig tegen een balletje kan trappen. Het is eigenlijk heel zielig.’
Als inwoner van Rotterdam zul je vast blij zijn met de eerste Nederlandse burgemeester met Marokkaanse roots.
Eigenlijk overheerst een dubbel gevoel. Ik ben blij met Ahmed Aboutaleb, maar ik vrees dat de achterliggende gedachte voor zijn aanstelling niet helemaal zuiver is. Hij moet het vuile werk opknappen van de ambtenaren die dat weigeren. Aboutaleb moet alle integratieproblemen in de stad oplossen en als dat is gebeurd, dan mag hij ;ewoon weer vertrekken, denk ik. Daarom wil ik iet eerst zien en dan geloven. Aan de andere kant vind ik hem een geweldige man en een voorbeeld voor alle Marokkanen. We hebben het nu veelal over de negatieve uitzonderingen, maar er zijn talloze Marokkaanse jongens en meisjes die een studie afronden en succesvol actief zijn op de arbeidsmarkt.’
De positieve beeldvorming is inmiddels ook op jou van toepassing. Niet lang geleden werd je neergezet als een blinde schopper, terwijl veel mensen nu superlatieven tekortkomen.
‘Ik ben niet van het natrappen, maar voor mezelf weet ik voldoende. De mensen die me hebben afgemaakt, en nu opeens roepen dat ik geweldig ben, geef ik weinig aandacht. Het is ook typerend voor de voetbalwereld, waar het krioelt van de smiechten en huichelaars. Met hen ben ik niet goed en nooit goed geweest, dat zegt genoeg. Ik vertrouw ook heel weinig mensen in de voetballerij, juist door dat hypocriete gedrag. Ik heb liever dat ze zeggen dat ze het een straf vonden naar mij te kijken, dan dat ze achter mijn rug praten. Juist door de berichtgeving uit mijn verleden kan ik het huidige succes perfect relativeren.’
Heb je spijt van je opvliegende gedrag uit het verleden?
‘Geen moment. Het enige waarvan ik spijt heb zijn mijn twee langdurige schorsingen in mijn eerste seizoen met NEC. Ik moest in totaal zeven duels toekijken en werd daardoor direct neergezet als een schlemiel. Bepaalde mensen riepen zelfs dat ik voor het leven moest worden geschorst. Ik trok me er niets van aan en voelde me alleen verantwoordelijk naar het team en trainer Mario Been toe. Hij had veel vertrouwen in mij, maar ik stelde hem teleur. Dat was zó pijnlijk, dat ik nog steeds vind dat ik hem iets verschuldigd ben en dat op het veld moet laten zien.’
Maar je roekeloze acties als linksback van ADO gingen toch wel bij vlagen over de grens heen?
‘Dat wordt een beetje overdreven. Veel mensen herinneren zich nog het debuut van Mauro Rosales bij Ajax. Ik zat er heel kort op, gaf hem geen centimeter ruimte en in zijn eerste actie kwam zijn gezicht tegen mijn elleboog aan. Er zat zeker geen opzet bij, maar hij zat onder het bloed en ik werd als een schopper neergezet.’
Ben je veranderd?
‘De gretigheid heb ik nog steeds, maar ik heb me, zoals ieder ander mens, door de jaren heen ontwikkeld. Het had destijds meer met domheid te maken dan met voetballend onvermogen. Ik schopte mijn directe tegenstander het liefst zo snel mogelijk de reclameborden over. Dat is op zichzelf geen verkeerde eigenschap voor een verdediger, maar je moet er wel op een slimme wijze mee omgaan. Mario Been heeft bij mij de cruciale snaar geraakt. Hij is de ideale trainer op het ideale moment, jammer dat ik hem niet eerder ben tegenkomen. Been maakt mij dagelijks beter, waardoor ik als mandekker óók mijn voetballende kwaliteiten kan laten zien.’
Met je traptechniek als belangrijk speerpunt.
‘Mijn strafschoppen gaan er de laatste tijd soepel in en ook mijn vrije trappen zijn gevaarlijk. Ik train er geregeld op en heb een combinatie van kracht en techniek gevonden. Met buitenkant-wreef neem ik de vrije trap met zóveel kracht, dat de doelman de bal zwabberend ziet aankomen en maar korte tijd heeft om adequaat te reageren. En over mijn penalty’s kan ik alleen maar zeggen dat het een momentopname is. Er komt een dag dat de bal er niet in gaat, maar dan pak ik vervolgens net zo gemakkelijk de volgende bal om ‘m er wél in te schieten.’
Je goede spel is beloond met een terugkeer in de nationale selectie.
‘Het is een bevestiging van mijn ontwikkeling. Samen met Mounir El Hamdaoui en Karim El Ahmadi vlieg ik maandag naar Marokko om woensdag (vandaag, red.) tegen Zambia te spelen. Onze uitverkiezing hebben we mede te danken aan de nieuwe weg die de nationale bond is ingeslagen. De vorige bondscoach, Jamal Fathi, was meer met een politiek steekspel bezig dan met een objectieve keuze voor de beste voetballers van het land. Ik werd dan weer wel en dan weer niet opgeroepen, er zat totaal geen logica in zijn beleid. Op een gegeven moment pikte ik het niet langer en heb ik hem gezegd dat ik niet langer een jojo wilde zijn. "Ben je je land vergeten?" vroeg hij, maar ik antwoordde hem dat het land mij was vergeten. Gelukkig is hij kort daarna vertrokken en heeft de bond met Roger Lemerre een Europese trainer aangetrokken, met wie we succes kunnen boeken.’
Het betreft een oefenwedstrijd tegen Zambia, waardoor het andere ook nog mogelijk blijft.
Ik weet waar je op doelt: het Nederlands elftal. Als ik woensdag in actie kom, dan is het mijn vierde interland, maar het betreft louter oefenduels. Officieel zou het dus nog mogelijk zijn, maar we moeten wel realistisch blijven. Zit Oranje écht te wachten op mij? Ik betwijfel het.’
Valse bescheidenheid?
‘Noem het liever gepaste bescheidenheid. Ik heb een scherp zelfbeeld, weet wat ik wel en niet kan. Dat heeft me ook gemaakt tot wie ik nu ben, en dat ga ik niet weggooien nu het allemaal voor de wind gaat. Natuurlijk blijft het WK in Zuid-Afrika een grote droom. De kans is momenteel het grootst met Marokko, maar ik zou gek zijn als ik de andere optie uitsluit…’