Een lastig krammetje nog eens zes weken. Maar gisteren maakte Joey Brock zijn rentree bij Jong NEC.
Nee, echt genoten heeft hij niet van zijn terugkeer. Daarvoor is de 40 nederlaag in de bekerwedstrijd tegen Jong Vitesse te hard aangekomen. „En die derde gol reken ik mezelf aan. De bal viel er precies tussen. Had ik meer druk moeten zetten”, spaart de 21-jarige verdediger zichzelf niet.
Toch, als we de uitslag even vergeten, moet het een mooie avond geweest zijn voor Brock. De Arnhemmer spaart zichzelf niet, gaat vol de duels in en lijkt superfit. „Het ging verder ook wel lekker”, zegt de voetballer. „ Al ben ik misschien iets te vaak mee naar voren gegaan. Maar ik ben blij dat ik terug ben. Ik wist dat het krammetje een keer uit die knie moest. Daar hadden we de winterstop voor uitgekozen. Ik deed de voorbereiding mee. Maar op een gegeven moment kreeg ik last. Dat krammetje moest er gewoon uit. En toen kwam die terugslag. Dat wondje wilde maar niet dicht. Daar heb ik het heel moeilijk mee gehad. Je ziet de trainers denken: is-ie weer geblesseerd. Gelukkig sta ik er nu. Ik praat niet meer over hoe ver ik ben. Ik ga gewoon lekker voetballen. En dan zien we wel waar het schip strandt.”
Voor Wim Rip komt de terugkeer van Brock als geroepen. Want de coach van het belofteteam is geschrokken van de bekerwedstrijd tegen Jong Vitesse. De 4-0 nederlaag blijft zonder gevolgen, omdat beide ploegen een ronde verder zijn, het vertoonde spel baart Rip zorgen. „We hebben ondermaats gespeeld. Ik constateer dat we niet op koers liggen”, zegt deWageninger die voor rust alleen Rutger Worm en na rust alleen John Goossens uit de selectie kan opstellen. Tenslotte speelt het eerst vanavond – in een ongewijzigde formatie – de bekerwedstrijd tegen FC Eindhoven. „ Geeft niet. Mijn jongens moeten daar juist blij om zijn. Nu krijgen zij de kans om te laten zien wat ze kunnen.”
Dat valt niet mee. NEC heeft weliswaar steeds de bal, Vitesse scoort vier keer. „Daar gaan we op trainen”, zegt Rip. „ Op lopende mensen. Op snelheid en op kracht. Voorin wonnen we geen duel. Daar ben ik van geschrokken.”
Bron: De Gelderlander