Geen witte sokken meer voor Carmelia

Jonge Antilliaanse middenvelder verdient nieuw contract bij NEC.

Hij wijst naar de kat die voorzichtig tussen de koppen kof­fie op tafel laveert en spinnend nog net niet op het notitieblok van de verslaggever gaat liggen. „Daar heb ik aan moeten wen­nen”, zegt Shanon Carmelia. „Die­ren in huis. Dat kennen we op Cu­raçao niet. Daar leven alle huisdie­ren buiten.”

Hij glimlacht. Een jaar voetbalt de 20-jarige Antilliaan nu bij NEC, dat in ruil voor een driejarig spon­sorcontract met ‘Curaçao’ op de borst speelt, daar clinincs geeft, trainers opleidt en de grootste ta­lenten van het Caraïbische eiland een kans geeft om bij NEC een be­staan als profvoetballer op te bou­wen.

Cherries Carmelia had hem in 2008 met lede ogen zien vertrek­ken. „Maar mijn moeder vond wel dat ik voor mijn kansen moest gaan. Net als mijn vader. Die was vroeger zelf een goede voetballer, maar brak op zijn 32e zijn been.” Hij is net terug van Curaçao waar de middenvelder met de Dutch Ca­ribbean Stars clinics gaf én het toernooi om de Chippie Polar Cup won. Natuurlijk was hij ook nog thuis geweest. „Bij het afscheid moest mijn moeder huilen. Ze heeft het er nog steeds moeilijk mee. Ze belt me elke dag.”

Hij verruilde zijn geboortedorp Bo­ca Sami op Curaçao voor Bemmel in de Betuwe. Daar woont hij bij Marij Peters, de perschef van NEC, en haar vriend Iwan. In het begin was het even wennen. „Op Cura­çao eten we twee keer warm per dag. Als Kerstmis er aankomt, schil­dert iedereen zijn huis op. Wor­den de tuinen aangeharkt. Ik droeg er altijd witte sokken. Maak­te niet uit onder welke broek. Ma­rij heeft me uitgelegd dat witte sok­ken eigenlijk niet altijd kunnen. En Iwan heeft me geleerd te spa­ren. Belangrijk, want ik als ik geld heb, wil ik het gelijk aan allerlei dingen uitgeven.”

Hij merkte ook dat voetballen op Curaçao iets anders is dan in Ne­derland. „Thuis speelde ik op vel­den van zand en stenen. Op televi­sie zag ik wedstrijden uit de Pre­mier League. Gras! Dat wilde ik ook.” Bij NEC werd hij op zijn wenken bediend. „Toen ik hier aankwam. Ik wist het gelijk: dit is groots. Hier begint het. Alles was beter dan op Curaçao. Daar kwamen we met de kleren aan naar de trai­ning. En allemaal verschillende shirts. Die had ‘Romario’ op de rug. Een ander ‘Ronaldinho’. Bij NEC kwam ik in een eigen kleed­kamer. Elke speler zijn eigen kast­je. Iedereen droeg dezelfde kle­ding.”

En Carmelia merkte direct dat er nog veel te leren viel. „ Alles gaat sneller in een wedstrijd. Op Cura­çao kon ik een broodje smeren als ik werd aangespeeld. Hier moet je direct handelen. Alles gaat sneller. Hij leerde veel van Wim Rip, de coach van Jong NEC. „Hij is voor mij enorm belangrijk. Ik ben dank­zij hem gegroeid als voetballer.” En Rip liet hem onlangs weten dat hij nog een jaar mocht blijven. „Heb ik wel gevraagd of ik dat zelf verdiend had. Niet dat ze me hou­den vanwege dat sponsorcontract. Maar de trainer verzekerde me dat zoiets niet het geval was.”

En dus komt er nog een jaar aan waarin zijn gedachten soms afdwa­len naar het tropische eiland waar hij geboren en getogen is. „Ik mis de cultuur. De mensen zijn aardig. En vaak arm. Ik verlang soms naar dingen van thuis. Vrienden die je meenemen om te gaan stappen. Ik heb het ontzettend naar mijn zin bij Marij en Iwan. Maar soms voel ik me eenzaam. Verlang ik naar mijn vrienden op Curaçao. Maar ik kan dat goed van me afzetten. Hou ik me zelf voor dat je sowieso een paar dingen moet missen om uiteindelijk iets te bereiken.”

Want hij kent het ultieme doel. Spelers van Jong NEC wijzen van­af De Eendracht vaak naar die vier lampen. „Het stadion”, zegt Car­melia. „Dat is het doel. Daar wil ik spelen.” Maar stel dat het niet lukt. Dat hij – net als Jean Black, de kersverse in­ternational van Angola en speler van het belofteteam – moet ver­trekken bij NEC. „Dan keer ik niet automatisch terug naar Curaçao”, klinkt Shanon Carmelia vastbera­den. „Ik wil iets bereiken als prof­voetballer. Iets doen met mijn le­ven. Daarom kies ik nu voor me­zelf. Ik wil slagen. Lukt dat niet bij NEC, dan desnoods bij een club in de eerste divisie. Maar terug ga ik niet meer.”

Bron: De Gelderlander

Reageer via DTH Facebook of deel via social media of mail.