Jonge voetballer hoopt zondag tegen Feyenoord al zijn debuut te maken.
„Timer”, roept Milano Koenders naar Lorenzo Davids. De middenvelder steekt zijn hand op. Hij heeft het begrepen. Wij niet. „Amsterdamse straattaal”, grijnst de 22- jarige verdediger van AZ, die gisteren een huurcontract tot het eind van dit seizoen bij NEC tekende. „Ik heb gevraagd of hij even op me wil wachten.”
Zeven keer viel Koenders dit seizoen in bij AZ. Eén keer (uit tegen De Graafschap) stond hij in de basis. De jonge voetballer moest vooral bij de beloftes laten zien wat hij waard is. „Daarom hoefde ik niet lang na te denken toen NEC belangstelling toonde”, zei de Amsterdammer gisteren na zijn eerste training onder Mario Been.
Koenders komt in de plaats van Peter Wisgerhof, die in de winterstop voor FC Twente koos. „Ik kan centraal achterin uit de voeten, maar ook op rechts. En als de nood hoog is, kun je mij op het middenveld zetten.”
Tien jaar zat hij bij Ajax. „ De droom van elke Amsterdamse jongen. Maar ik kwam niet verder dan Jong Ajax. Dan moet je een besluit nemen. Ben ik naar RKC gegaan. Aan het eind van mijn eerste seizoen stond AZ op de stoep. Vond ik mooi. Ik ben ambitieus. Als voetballer wil ik het hoogste.”
In die missie is hij nog niet geslaagd. NEC biedt uitkomst. „Er leiden meerdere wegen naar Rome”, zegt de Surinamer, die naar Milaan is genoemd. „Mijn ouders kwamen graag in die stad. En ze vonden het een mooie naam”, verklaart Koenders.
Twee jaar geleden tekende hij voor vijf jaar in Alkmaar. Bij NEC wil hij laten zien dat-ie zo’n langdurig contract waard is. „Door er het allerbeste van te maken. Ik heb een goed en open gesprek gehad met Mario Been. Dit is een fantastische club. Er wordt nog op drie fronten gestreden. Ik ga mijn stinkende beste doen om erbij te horen.”
Misschien gebeurt dat zondag al. Voor 12.500 man in een uitverkochte Goffert tegen Feyenoord. En als die allemaal stil zijn, horen ze Koenders misschien weer timer roepen. „Bijvoorbeeld bij een corner. Dat er gewacht moet worden met inlopen”, verduidelijkt hij nog maar eens.
Bron: De Gelderlander