Anno 2009 zou het tamelijk ondenkbaar zijn, maar in 1994 stapten Vitesse en NEC samen in een vliegtuig om in Oezbekistan een vriendschappelijk toernooitje te spelen. Het werd een wonderlijke trip.
In september 1994 vierde de voormalige Sovjet-republiek Oezbekistan zijn driejarige onafhankelijkheid. President Karimov, een stalinist van de oude stempel, wilde de festiviteiten opluisteren met een voetbaltoernooi. Naast de nationale ploeg en de Oezbeekse landskampioen Neftchi werd ook Vitesse uitgenodigd voor de strijd om de Independence Cup. Dat had te maken met het feit dat voorzitter Karel Aalbers van de Arnhemse club destijds nauwe zakelijke banden onderhield met het regiem. Aalbers was zelfs honorair consul van Oezbekistan in Nederland.
„Karel belde me om te vragen of wij het deelnemersveld wilden completeren”, vertelt Lex Coenen, op dat moment net twee maanden NEC-preses. „Ik heb eerst intern overlegd, want de verhoudingen met Vitesse waren destijds allesbehalve optimaal. Dat had te maken met de druk die vanuit de Gelderse politiek werd uitgeoefend op NEC en De Graafschap om te komen tot één Gelderse topclub. Die zou in Arnhem gevestigd moest worden, Doetinchem en Nijmegen zouden een soort bijwagenrol moeten vervullen.”
NEC besloot de uitnodiging te aanvaarden. Coenen: „We wilden toch on speaking terms blijven met Vitesse. Anderzijds zagen we het als een mooi gebaar naar onze spelers, die een geweldig seizoen achter de rug hadden met het bereiken van de bekerfinale en promotie via de nacompetitie.”
Op vrijdagochtend 2 september kropen NEC, Vitesse, enkele tientallen zakenlieden en twee journalisten op Schiphol in een aftandse Iljoesjin van Uzbekistan Airways. Nadat de stewardess, een plompe, peroxideblonde dame met heel veel gouden tanden, iedereen op zijn plaats had geblaft, begon het grote wachten. Na ruim een uur werd duidelijk waarop. „ De tanks waren leeg”, lacht Coenen hoofdschuddend. „ Er moest eerst geld op tafel komen voor kerosine.”
Na een vliegreis van bijna zeven uur landde het gezelschap vroeg in de avond in Tasjkent. „Ik weet nog goed dat verspreid over de luchthaven delen van vliegtuigen lagen. Later werd duidelijk wat de bedoeling was. Bij het uiteenvallen van de Sovjet-Unie werden de toestellen van Aeroflot toegewezen aan de deelrepublieken waar ze zich op dat moment bevonden. Maar omdat er geen reserveonderdelen waren, moesten complete toestellen worden gedemonteerd om andere in de lucht te houden.”
Lex Coenen haalt herinneringen op aan de memorabele trip naar Oezbekistan. foto Bert Beelen
Zaterdag 3 september 1994. De spelersbus van NEC arriveert bij het Pakhtakor- stadion van Tasjkent. foto Lex Coenen
Met militaire escorte werden de Nederlanders naar hun hotels gebracht. „Wij zaten ergens achteraf, in een hotel dat hermetisch van de buitenwereld was afgesloten”, herinnert Coenen zich. „ Overal was bewaking. Bij de poort, maar ook binnen in het hotel. We werden constant in de gaten gehouden.
Als ‘president’ kreeg ik wel de enige suite met airco, een apparaat dat vooral herrie produceerde.” Enkele uren na aankomst kreeg de Nederlandse delegatie een diner aangeboden in het stadhuis van Tasjkent. De wodka vond gretig aftrek, maar vrijwel niemand waagde zich aan de locale gerechten uit angst voor darmstoornissen. Coenen: „Daar waren we vooraf voor gewaarschuwd. Ook water uit de kraan was uit den boze. Alleen Tob Swelheim van Nuon trok zich er niets van aan. Die is dan ook een week flink ziek geweest.”
Terwijl president Karimov de Nederlandse gasten in audiëntie ontving, werkte NEC op zaterdagmorgen een lichte training af. „Daarna zijn we met z’n allen over de markt gelopen”, vertelt de toenmalige voorzitter. „Een aparte ervaring. Het was bloedheet, maar overal lagen etenswaren uitgestald. In de brandende zon, onder een stuk zeildoek. Je zag het ongedierte over het vlees kruipen.”
’ s Avonds reden NEC en Vitesse, wederom begeleid door politie en militairen, naar het nationale stadion in Tasjkent. De imposante arena zat bomvol. Coenen: „ Dat toernooi interesseerde die mensen geen fluit, maar ze werden verplicht te komen kijken. Zo gaat dat in een dictatuur. President Karimov zat parmantig in zijn ereloge, met Karel Aalbers vlak in zijn buurt. Wij – Ton Odenkirchen, Carol Boef, Heino Jacobs en ik – zaten tussen het gewone volk, een heel stuk naar beneden.”
Vitesse speelde het openingsduel tegen de nationale ploeg van Oezbekistan. Tot zichtbare ergernis van Karel Aalbers gooiden de Arnhemmers er opzichtig met de pet naar. Na drie kwartier stond het 1-1 en moesten penalty’s de beslissing brengen. Omdat Chris van der Weerden (!) en Jerry Simons faalden, bereikten de gastheren de finale.
Ook NEC had in zijn halve finale een strafschoppenserie nodig om tegenstander Neftchi terug te wijzen. Na 45 minuten stond het 2-2. Door twee Oezbeekse pingels te stoppen, zorgde Wilfried Brookhuis ervoor dat in ieder geval de Gelderse prestigestrijd in Nijmeegs voordeel beslist werd. In de finale was NEC kansloos.
Niet omdat de ploeg van Cees van Kooten kwalitatief minder was, maar louter en alleen door het schaamteloze patriottisme van de Oezbeekse scheidsrechter Najafaliev. NEC verloor uiteindelijk met 2- 0. De enorme trofee voor de tweede plaats maakte alles goed. Aanvoerder Cees Lok kreeg de porseleinen bokaal nauwelijks getild. Waar het ding gebleven is, weet overigens niemand meer bij NEC. De prijs schijnt jarenlang in het washok van materiaalverzorger Herman Janssen te hebben gestaan, maar een uitgebreide zoektocht in de catacomben van het Goffertstadion leverde deze week niets op.
Op zondagmorgen 4 september stapten NEC en Vitesse weer in de gammele Iljoesjin. „Maar niet voordat we de Oezbeekse douane een handvol dollars hadden toegestopt”, zegt Lex Coenen. „ Onze papieren bleken ineens niet meer in orde, vandaar. Ik moet zeggen: ik was echt opgelucht toen we eenmaal waren opgestegen. Het was een onvergetelijke trip, maar eigenlijk was het gekkenwerk.”
Bron: De Gelderlander