Hij loopt met Curaçao als borstsponsor over de Nederlandse velden. Tot daar het exotische aan het voetbal van Björn Vleminckx. De spits die KV Mechelen vorig seizoen tot in de bekerfinale ‘bonkte’, scoort voorlopig niet al te vlot bij zijn nieuwe club N.E.C, maar het is de eerste keer niet dat een start een beetje mank loopt. ‘Ik weet ondertussen wat het is om afgeschreven te worden.’
Met het risico dat dit interview meteen afgelopen is, meteen de meest gemene stelling: bij KV Mechelen missen ze je precies niet echt.
“Daar ben ik blij om, echt waar.”
Kom, kom.
“Nee, echt. Waarom zou ik nu willen dat ze in de miserie zitten? Mijn hart ligt daar. Ik heb daar drie jaar lang vanalles meegemaakt. Ik ben supporter, van Destorme onder andere. Heel goed van KV Mechelen dat ze die hebben kunnen halen. Het aandeel van Destorme in het succes van vandaag is heel groot. Samen met Nong, die terug is na een blessure, is dat een heel sterke aanvalslinie. En Gomsi is er ook nog eens bijgekomen. Twee weg, Asare en ik, en drie goeie in de plaats.”
Zondag speel je hier om half vijf tegen PSV, vier uur later is het KV Mechelen-Anderlecht. Mits een paar flitsboetes kan je dat halen.
“Waarschijnlijk ga ik wel kijken. Ik heb een snelle auto. Dan ga ik in de spionkop staan, of zo. Ik vind wel een plaatsje.”
Heb je dat al eens gedaan dit seizoen?
“Ja. Ik ben naar Charleroi gereden en heb daar de match vanuit het vak van de Mechelen-supporters gevolgd. En ik ben ook naar een thuismatch geweest, maar ik weet niet meer welke. En op tv ook. Een stuk of drie matchen.”
Je stond vroeger ook wel eens in de spionkop van Germinal Beerschot, maar wat gebeurt hier dan afgelopen zomer: je krijgt een paar klappen van GBA-supporters tijdens een oefenmatch. Vreemd verhaal.
“Ik weet niet of ik erover mag praten, eigenlijk. Een paar supporters van Beerschot hebben het uit de hand laten lopen. Onze tweede keeper raakte betrokken. Ik wilde hem verdedigen en heb toen een paar klappen gekregen. Maar ik heb er zeker ook wel wat uitgedeeld. Niet dat ik mensen tegen de grond heb geslagen, ik heb mezelf gewoon verdedigd. Ik kende die gasten helemaal niet. Ik ben zoals je zegt al naar Germinal Beerschot gaan kijken en toen was iedereen vriendelijk. Tja, sommigen zijn een beetje ziek in het hoofd.”
Je hebt ooit eens bengaals vuurwerk dat op het veld was gegooid, terug gesmeten richting het supportersvak van Germinal Beerschot. Je daagt wel graag uit, precies.
“Tja, dat is een spelletje. Ik dacht ‘doe eens normaal’. Ik heb die rookbommen voor hun vak gelegd, ik heb ze er niet in gegooid. Ze zijn dan naar mij beginnen roepen. Plezant.”
Je Eredivisie-verhaal begon in een prachtig theater, de Kuip van Feyenoord. Ook plezant?
“Natuurlijk. 50.000 mensen, het gezelligste stadion van het land. Mooi debuut, en ik speelde ook een goeie wedstrijd, maar uiteindelijk verliezen we wel. De week erna wonnen we wel met 4-1 tegen Heerenveen, dus de start was alsnog goed.”
Je scoorde in die eerste thuismatch twee keer, maar daarna nooit meer.
“Klopt. Maar ik werk hard voor de ploeg. Het is al langer geweten dat ik niet alleen scoor. Ik heb al vijf assists gegeven. De laatste drie weken lag ik steeds aan de basis van de goal. Zolang er rendement is, en dat de punten binnenkomen, is het goed. Akkoord, een spits moet doelpunten maken, maar het is ook niet altijd gemakkelijk.”
“Het ligt niet echt op mijn lever. Ik heb bij KV Mechelen ook wel eens gehad dat ik zes, zeven wedstrijden op rij niet scoorde. Ik lig daar niet van wakker. In Mechelen had ik ook een vrijere rol. Hier wordt mij gevraagd om centraal te blijven. Ik ben targetspits, bal bijhouden, de rest laten aansluiten. Rust in het spel brengen, en onrust bij de verdediging van de tegenpartij.”
Ze hebben 1,7 miljoen euro betaald voor een spits die niet scoort.
“Tja, het juiste bedrag is nergens genoemd. Tussen de 1,6 en 2 miljoen heb ik al gelezen. Ik ben daar niet mee bezig. Het is alleen leuk om weten dat ze zoveel willen betalen om je binnen te halen. Als je natuurlijk niet scoort, moet je het snel horen. Ik zag het hier onlangs nog ergens in een krantje staan: ‘de duurste aankoop uit de geschiedenis van N.E.C. kan geen goal maken’. Tja. Als het goed is, word je de hemel in geprezen, is het slecht, dan kan je niet voetballen. Pfff… Doet me niets. Was ik in Mechelen gebleven had iedereen van mij verwacht dat ik beter zou doen dan vorig seizoen. Dan was er ook druk geweest.”
Hier wordt minder hard verdedigd als in België, hoor je altijd. Klopt dat wel?
“Ja en nee. Als je afhaakt richting middenveld, dekken ze meestal niet door. In België werd je altijd gevolgd, ook als je tien meter verder ging lopen. Maar in de zone van de waarheid is het overal hetzelfde, je bent nooit alleen. Nu, er wordt altijd gezegd dat de Nederlandse competitie beter zou zijn dan de Belgische. Dat vind ik niet. Als je ziet dat Standard gewoon gelijk speelt tegen AZ, dan weet je het al.”
En toch kom je naar Nederland om beter te worden. Vreemde hersenkronkel.
“De infrastructuur is beter, dat is bekend. De begeleiding is ook beter dan in Mechelen. Niet om slecht te praten, want ik heb er fantastische tijden gekend. Maar hier zijn elke dag twee kinesisten fulltime aan het werk. Er staan drie, vier mensen op het veld tijdens de training. In Mechelen heeft Peter Maes drie jaar hard met mij gewerkt, maar het was ook alleen maar Peter Maes.”
Je kon naar Standard en naar AA Gent, maar het werd N.E.C. Symptomatisch voor het verval van het Belgisch voetbal, vonden velen.
“Pfff… Het was een persoonlijke keuze. De kans dat ik bij Standard zou spelen, was veel kleiner. Als ik Mbokani, Jovanovic en De Camargo bezig zie, dan weet ik genoeg. Dat was te vroeg voor mij. Ik moet nog veel leren, en dat doe je niet met op de bank te zitten. Zie ook wat er met Benteke is gebeurd. Ze halen hem, en een half jaar later mag hij al op een ander gaan spelen.”
Heb je gesprekken gevoerd met Standard?
“Ik niet. Mijn makelaar misschien, maar dat weet ik eigenlijk niet. Ik had hem vorig seizoen gezegd dat hij niet moest afkomen voor ‘den 23ste’ (mei, de dag van de bekerfinale, KW). Zo is het ook gebeurd, en een paar dagen later zat ik hier in Nijmegen rond de tafel met het bestuur. Ze gaven me meteen een geweldig gevoel. Ik kreeg hier te horen dat ze mij geen twee of drie keer hadden zien spelen, maar dat ze me al een jaar aan het volgen waren. Ik wist dat helemaal niet. Ze vertelden mij welke evolutie ik had doorgemaakt, dit, dat… Ze wisten heel veel.”
“Toen ik arriveerde was iedereen ook supervriendelijk. Ik wist het meteen: dit was een club als KV Mechelen, een familie, waar je bij iedereen terecht kan als je iets kwijt wil. Dat zocht ik, en ik wilde daarop van de rest niets meer weten. Ik heb heel bewust niet meer aan mijn makelaar gevraagd wie nog allemaal geïnteresseerd was. Anders ben je misschien nog ongelukkig. Ik heb hier voor vier jaar getekend, en ik wil me vier jaar goed voelen.”
Ze gaven je meteen vertrouwen. Dat heb jij nog nooit eerder meegemaakt?
“Nee, dat is inderdaad zo. (denkt na) Toen ik naar Mechelen kwam, in tweede, was dat zeker niet als eerste spits. Ik kreeg pas mijn kans toen een andere geschorst was. Daarna ben ik er niet meer uit gegaan. Ik weet ondertussen wat het is om afgeschreven te worden. Geen probleem. Elke dag werken.”
“Helemaal in het begin, in Beveren, kreeg ik ook niet echt het vertrouwen. Het verhaal van Guillou is bekend. Ik trainde een hele week, terwijl sommige Ivorianen dat helemaal niet deden en toch mochten starten.”
Gedacht aan stoppen?
“Nee, dat niet. Maar ik heb me wel afgevraagd wat ik daar liep te doen overdag. Ik dacht ‘ik ga misschien beter werken, of studeren om dan ’s avonds voor het plezier te gaan voetballen’.”
Het komt misschien oneerbiedig over, maar een groot licht was je toch niet bij de jeugd. Als ze je op de rechtsachter zetten, zien ze meestal niet veel in je.
“Normaal gezien ben je spits en zak je richting verdediging. Bij mij was het omgekeerd. Eerst rechtsachter, dan op het middenveld, en dan spits. Zo ken ik er niet veel. Ik ben ‘nen speciale’, hé.”
Zat jij bij Beveren in de jeugd niet bij Greg Van Avermaet in de ploeg?
“Ja. Toffe gast, maar wel heel rustig. Ik heb die altijd enorm geapprecieerd. Vandaag hebben we nog af en toe eens contact. Ik bewonder wat hij doet. Ik wist dat hij karakter had, en heel zijn familie zat ook in het wielrennen. Hij verraste wel met zijn keuze, moet ik zeggen. Van de ene dag op de andere zei hij ‘ik ga fietsen’. Jammer uiteindelijk, want het was echt wel een goeie keeper. Maar ook hij mocht niet veel spelen.”
“Zo hebben we allemaal ons verhaal. Ikzelf werd uiteindelijk een seizoen uitgeleend aan Oostende, maar toen ik terugkwam bleek dat ze mij niet eens hadden gevolgd. Ze zegden ‘we kunnen niets met jou doen, want je speelde maar acht wedstrijden’. Dat klopte helemaal niet. Ik had drie, vier wedstrijden niet gespeeld. Voor de rest had ik altijd in de basis gestaan. Uiteindelijk ben ik door een paar fouten van Beveren naar Mechelen kunnen gaan.”
Wat bedoel je nu?
“Ik was uitgeleend aan Oostende. Plots is mijn manager Willy Hox dan gestorven, en mijn nieuwe makelaar heeft dat contract eens goed bekeken. Die vond een paar fouten in die huurovereenkomst, waardoor ik niet meer terug moest naar Beveren. Plots was ik een vrije speler. Dom van Beveren. KV Mechelen heeft helemaal niets voor mij moeten betalen. Ja, die hebben een goeie zaak gedaan. (lacht)”
Volgens het ‘onfeilbare’ Wikipedia is het handelsmerk van Dirk Kuyt “het talent om steeds boven de verwachtingen uit te stijgen”. Vandaar de vergelijking, samen met dat blonde haar natuurlijk.
“Ook hij is altijd onderschat. Bij Feyenoord was hij eerst niet goed genoeg, maar hij werd er wel kapitein. Voor Liverpool kon hij vervolgens niet aan. En zie nu. Die gast geeft nooit af.”
“De eerste die ooit de vergelijking maakte, was Filip Joos. Hij gaf commentaar bij een wedstrijd van Liverpool, denk ik. Iedereen heeft dat toen overgenomen, ook in Nederland uiteindelijk. Bij Oranje zeggen ze nu om te lachen tegen Dirk Kuyt ‘den Bjorn’. Dat heeft de kinesist van de club hier mij verteld. Die kent iemand uit de entourage van de nationale ploeg. Tof, hé. Tja, voor een carrière als de zijne teken ik direct.”
Wil je niet eens met hem praten?
“Tja, hij is de ster, ik ben de loopjongen. Zoiets moet ik niet gaan vragen. Ooit komen we mekaar misschien wel eens tegen. Wie weet, ergens, tegen elkaar, met elkaar. De nationale ploeg, of zo. Of als hij ooit eens een stapje lager gaat voetballen, en ik een trapje hoger. De voetbalwereld is klein.”
Marc Wilmots was vroeger ook een voorbeeld. Je sprak ooit eens af met hem voor een etentje.
“Ja, inderdaad. Hij wilde mij eens spreken, een tijdje geleden. Hij wilde mij leren kennen omdat ik met hem werd vergeleken. Hij heeft me dan uitgenodigd voor een etentje in Leuven. Gezellig, een redelijk speciale avond, toch. We hebben ook over zijn carrière gepraat, en hij heeft me raad gegeven. Hij zei me dat ik bij elke stap in mijn carrière vier keer moest nadenken. Voetbal is belangrijker dan geld in deze fase, daarover ging het ook.”
Wilmots is professioneel raadgever. Je hebt de week nadien toch geen factuur ontvangen?
“Nee, dat niet. (glimlacht) Zo is die niet.”
Hij is nu assistent-bondscoach. Jij moet nu toch iets verwachten? Had je bijvoorbeeld gehoopt om er voor de wedstrijden tegen Turkije en Estland bij te zijn?
“Ik heb niet naar Teletekst zitten staren. Zo zit ik niet in mekaar. Het was mijn vriendin die mij een berichtje heeft gestuurd om te zeggen dat ik er niet bij was. Teleurgesteld, ja, dat was ik wel een beetje, maar dat is ook normaal. Iedereen wil erbij zijn. Maar ik zat nu ook niet in de put.”
Na Estland zei Advocaat dat hij op zoek zou gaan naar nieuwe spelers. Jongens met kracht, die daarom individueel geen supersterren waren. Eerlijk: wat dacht je toen je dat hoorde?
“Dat hij maar komt zoeken, hé. Nee, ja, je moet daar nuchter in zijn. Lukaku doet het goed, ook al is die maar zestien. Er is Tom De Sutter. En Sonck, die er ook altijd zijn kop voor legt. Dembélé, De Camargo,… Er zijn veel spitsen. En dan heb je mij nog. Aan Advocaat om de goeie keuze te maken. Als hij geïnteresseerd is, zal hij hier één van de komende weken wel eens in de tribune zitten om me te scouten.”
“Ik ben er voorlopig één keer bij geweest, tegen Tsjechië. Voor mij het bewijs dat ik op de goeie weg ben. Als jeugdspeler had ik dat nooit durven hopen. Maar ik ben er nog niet. Ik weet dat ik beter kan. En als ik hier goeie wedstrijden speel, zal Advocaat het wel weten.”
Je paste eind vorig seizoen wel voor de Kirin Cup.
“Ik kon niet anders. Mijn neus was op verschillende plaatsen gebroken, en ik moest geopereerd worden. Daarna moest ik vier weken rusten. Had ik het toen niet gedaan, dan miste ik hier het begin van de voorbereiding. Hoe spijtig het ook is, ik moest die keuze maken.”
Nog spijtiger was wat er zich een paar dagen eerder had afgespeeld: de bekerfinale. Nog lang van wakker gelegen?
“Ja. Redelijk lang. Ik denk er nu nog aan. Hadden we daar met elf blijven staan, dan hadden we een serieuze kans om te winnen.”
De uren nadien was maar weinig te merken van teleurstelling. Jullie hebben een ferm feestje gebouwd.
“Eerst was ik heel emotioneel. Ik stond op het veld te wenen. Twintig minuten na de wedstrijd kwam de trainer de kleedkamer binnen en die zei ‘jongens, jullie hebben wel de finale gespeeld, hé, wees eens fier’. Hij stapte naar Renard en mij en zei ‘breng er hier eens wat sfeer in’. We zijn toen in de cafetaria van de Heizel een paar plateaus bier gaan halen en dan was iedereen vertrokken. Toen we in Mechelen arriveerden, stond de hele markt vol. Tienduizend man, of zo. Wat een ontvangst. Dan kan je niet anders dan blij zijn.”
Een echt afscheid heb je niet gehad bij KV Mechelen.
“Dat hoeft ook niet. Ik kan geen afscheid nemen van KV Mechelen. Ik zal er nog meermaals terugkomen.”
Hoor je Peter Maes nog vaak?
“We bellen mekaar geregeld, ja. Dat contact zal nooit verwateren. Hij heeft een heel aparte aanpak, maar ik kan daar goed mee om. Hij heeft van mij een betere voetballer gemaakt. Ik ben heel kwaad op hem geweest, dat weet hij ook, maar de dag nadien deden we opnieuw gewoon tegen mekaar.”
Het kan ook moeilijk anders maar je trainer van vandaag, Dwight Lodeweges, is veel rustiger.
“Als je Maes gewoon bent, is dit een stille.”
Is dat wel goed voor jou?
“Ik kan je verzekeren: na drie jaar Peter Maes weet je wanneer je wat moet doen. Tegen het einde bij Mechelen moest hij me dat ook niet meer zeggen.”
Waarin verschilt de Vleminckx van voor Maes met die van erna.
“Ervoor was het meer speeltijd. Ik kon toen wat te lang blijven doorgaan met plezier maken. Je moet plezier maken op training, maar als er moet gewerkt worden, moet het serieus zijn. Ik ging dan nog dat stapje verder.”
Voor Peter Maes woog je ook nog 88 kilogram.
“Klopt. Maar het was niet zozeer het gewicht. Mijn vetpercentage was gewoon veel te hoog. Nu heb ik 10,2, toen 16. Vandaag weeg ik ongeveer 85 kilogram en dat moet niet minder zijn.”
Na een wedstrijd ging je in Mechelen pinten drinken met de supporters. Doe je dat hier ook?
“Natuurlijk.”
Hoeveel?
“Twee. (lacht)”
Leugenaar.
“Tien, dan. Gemiddeld. Maar in de week drink ik nooit. Woensdag hebben we bijvoorbeeld een bekerwedstrijd. Dan zal je mij ook geen pinten zien drinken zondag.”
Ook niet in Mechelen?
“Alhoewel. Nee, nee, toch niet.”
Na de wedstrijd pinten. En ervoor?
“Spinazie met biefstuk. Zoals Popeye. (knipoogt)”
Bron: De Morgen