Middenvelder wil nieuwe coach Lodeweges overtuigen.
Inwoners van de Domincaanse Republiek schudden nog steeds het hoofd als ze terugdenken aan die twee Hollanders op hun zonovergoten stranden. „Elke dag gingen we even los”, zegt Rutger Worm die dan samen met ploeggenoot Moestafa El Kabir drie kwartier door het zand van het Caraïbisch eiland rende.
Want een ding staat als een paal boven water voor de NEC’er. Hij wil dit jaar definitief doorbreken in De Goffert. „ Ik ben blij dat ik nog een kans krijg. Mijn contract liep af. Dat is met een jaar verlengd, plus een optie voor een jaar. Vorig seizoen draaide ik een prima voorbereiding tot ik geblesseerd raakte aan mijn enkel. En daar kwam later die schouderblessure overheen. Nu wil ik laten zien dat ik een heel jaar fit kan blijven.”
Er was belangstelling van verschillende clubs. „Maar na overleg met mijn zaakwaarnemer, Soren Lerby, ga ik voor mijn kans bij NEC. ‘Als jij zorgt dat je fit blijft, wil ik het nog wel eens zien’, zei hij.”
Het vorig seizoen gebruikte Mario Been hem op verschillende plekken in het elftal. Maar de voorkeur van de Nijmegenaar gaat toch uit naar de positie achter de spitsen. Daarmee legt hij de lat hoog, want uitgerekend Lasse Schöne liet zich als ‘nummer tien’ kronen tot de beste NEC’er van het afgelopen seizoen. „Maar ik leg meer diepte in mijn spel”, isWorm overtuigd van zijn eigen kwaliteiten. „En je weet nooit wat er nog met Lasse gaat gebeuren”, doelt hij op de transferperiode die pas eind augustus sluit.
Desnoods wijkt de middenvelder uit naar rechts. „Kan ik ook voor diepte zorgen. Maar je moet mij niet vanaf het begin linksbuiten zetten. Of in de spits. Daar liggen mijn kwaliteiten niet.” Hij hoopt dat Dwight Lodeweges dat ook weet. „Invallen op die plekken kan altijd. Maar ik ga er van uit dat iedereen weer op nul begint. Daarom ga ik voor mijn kansen.”
Hij klinkt gretig. „ Aan het eind van het afgelopen seizoen was ik echt blij dat we op vakantie konden. Nu ben ik er weer helemaal klaar voor. Sterker nog. Je belt net op tijd. Moestafa komt zo. Gaan we weer lopen.”
Bron: De Gelderlander