Afgelopen vrijdag werd een voor NEC toch best cruciale pot afgewerkt in Heerenveen. Beide ploegen kijken meer naar beneden dan naar boven en, met het zware programma dat NEC nog rest, was Heerenveen een van de laatste strohalmen om jezelf alsnog veilig te trekken. Iedereen kon voor deze belangrijke wedstrijd eindelijk weer eens met eigen vervoer afreizen om het team te steunen in deze moeilijke periode. Slechts een kleine 130 supporters namen de moeite.
Een dag later stond er een paar honderd kilometer verderop een ander bijna-degradatieduel op het programma, een treetje lager bovendien: Sheffield Wednesday speelde in eigen huis tegen Derby County, in de onderste regionen van de Engelse eerste divisie. Ook hier was er vrij vervoer voor de Derby fans, in Engeland is dat immers de gewoonste zaak van de wereld. Vertel een Engelse voetbalfan over clubcards, ID’s en verplichte combi’s en hij kijkt je aan of hij het in Cardiff hoort donderen. De toeschouwers werden deze wedstrijd overigens bepaald niet verwend. Het werd een bloedeloze 0-0, met een spelniveau waarvan een groepje Trouwe Honden op de Hillsborough Kop tot de conclusie kwam dat NEC voetballend doorgaans toch een stuk aardiger voor de dag komt. In het uitvak zaten desalniettemin ruim 6.000 Derby supporters. Dat geeft toch te denken.
Na vijf winstpartijen na de winterstop nu dus vijf verliespartijen voor ons NEC. Waar we heel eventjes zelfs voorzichtig mochten dromen van een play-off plek, daar staan we ineens weer op vier schamele punten boven de degradatiezone. 2008 lijkt verder weg dan ooit en het gemopper en genuil is niet van de lucht. Toch zal een objectieve buitenstaander waarschijnlijk concluderen dat NEC gewoon staat waar ze ‘horen’ te staan, ergens tussen plaats 10 en 15. Op basis van de begroting, de bezoekersaantallen, de regionale uitstraling en de kwaliteit in de selectie zit er gewoon niet veel meer in. De vreemde eend in de bijt is juist het jubeljaar 2008, niet het seizoen 2009-2010. Sinds we in 1994 terugkeerden op het hoogste niveau hebben we onszelf aan het eind van de rit teruggevonden op twee 17e plekken, twee 15e, een 14e, een 13e, een 12e, twee 11e, twee 10e, een 9e, twee 8e en warempel een 5e plek. Dat is gemiddeld over 15 jaar een 12e eindnotering. We staan nu 13e, met 4 punten van plek 10 en 4 punten van plek 16 af. Een ‘normaal’ jaar dus. Wat nederigheid is wellicht gepast.
Waar de schoen dezer dagen wringt in Nijmegen is, zoals al veel vaker gezegd, het verwachtingspatroon dat is gewekt na 2008. Een van de meest gehoorde irritaties is dat NEC als organisatie heeft gefaald om meer rendement te halen uit de successen van dat jaar. Gemakshalve wordt er dan vaak vergeten dat NEC op dat moment al te kampen had met een flinke schuldenlast uit het verleden en dat het beoogde ‘doorpak’-jaar 2009 het jaar van de omvallende banken en de economische malaise werd. Ook transfersommen en spelersverkopen in heel Europa kelderden drastisch in vergelijking met de voorgaande jaren. Niet het meest ideale moment om sportief succes te verzilveren.
Hoe realistisch is dat ‘doorpakken’ eigenlijk voor een club als NEC? Voor veel clubs in het betaalde voetbal is een succesjaar voornamelijk een adempauze, een pleister op een sijpelende wonde van magere jaren. Wij wijzen maar al te graag naar FC Twente als voorbeeld van doorpakken, maar vergeten voor het gemak even Roda JC (2e in 1995), Willem II (2e in 1998), of NAC (3e in 2008). Die hebben ook allemaal niet doorgepakt. In hoeverre is hier sprake van falend beleid en in hoeverre is dit de harde realiteit? Structureel succes van een club staat en valt met de grootte van de achterban en de hiermee samenhangende sponsor-inkomsten, niet met sporadisch succes.
Natuurlijk, verwijten zijn er altijd te maken. Je kunt zeggen dat NEC verzuimd heeft om tijdig een eigen identiteit te ontwikkelen. NEC was Been, en zodra Been wegging waren we weer het lelijke eendje van de Eredivisie. Er is geen eigen gezicht, geen identificatie met de club. Juist toen het goed ging had je daar als organisatie spijkers met koppen moeten slaan. Niet alleen trekt een duidelijk imago nieuwe fans, ook sponsors willen graag weten waarmee ze zich verbinden. Wordt hun naam synoniem met onverzettelijkheid, degelijkheid, of stijl, denkt de consument aan klasse of juist aan toegankelijkheid? ‘Wij staan voor NEC’, heel mooi, maar we weten nog altijd niet wat NEC eigenlijk is. Een volksclub, leuke term, maar wat betekent dat? Hebben supporters een bepalende stem in het beleid? Niet echt. Steunt NEC haar fans in de strijd tegen de immer oprukkende buscombi’s of telkens veranderende wedstrijd-datums of tijden? Dacht het niet. Worden zaken als clubkleuren, logo’s en shirt-ontwerp aan bepaalde maatstaven getoetst en in ere gehouden? Ik herinner me nog een geelblauw Jiba-logo en drie totaal verschillende NEC-emblemen in twee jaar tijd. Wordt de Goffert-bezoeker als voetbalklant of als bajesklant behandeld? Een bourgondische inslag? Ach, het bier is terug, vooruit. Maar volksclub? We zijn de oudste arbeidersclub van het betaald voetbal in Nederland, uit een tijd dat voetbal nog vooral een elite-sport was. Daar mogen, nee, moeten we toch trots op zijn?
De club heeft ook verzuimd om duidelijke beleidskeuzes te maken. Dat zijn zaken als: ga je vol voor de eigen jeugd, kies je voor scouting in de regio, of stem je het aankoopbeleid af op investeerders? Zet een aansprekende trainer voor de groep waar spelers voor naar je club willen komen (dus geen Adries, Dwights of Alfonsen). Kies je voor een spelconcept, koop daar dan ook de juiste spelers voor. En haal een boegbeeld als voorzitter die meteen duidelijk naar buiten toe communiceert waar de club voor staat en, nog belangrijker, die de werknemers achter de schermen (de technisch directeur, commerciële zaken, financiën, etcetera) in de luwte houdt waar ze horen en waar ze gewoon hun werk kunnen doen zonder te hoeven pappen en nathouden. Dus geen belangengroepje hier, Raad van Commissarissen daar, STAK, OSRN of weet ik veel wat nog meer, en vervolgens interne beleidsmedewerkers als Aalbers en Swart naar voren duwen die als kop van jut mogen fungeren.
Allemaal gerechtvaardigde verwijten, maar we moeten het ook niet groter maken dan het is. Nijmegen is een relatief grote stad, maar het achterland is nu eenmaal beperkt. Aan de overkant van de Waal snoept de vuilnisbelt potentiële klanten weg, ten oosten doemt al snel de grens op en aan de zuidkant zetelt meervoudig landskampioen PSV. Ook is het aantal grote bedrijven met een hoofdkantoor in de regio uitermate beperkt. Voor ons geen Univé, Grolsch, of Arke. Een sportieve uitschieter naar boven is daarom bijna per definitie een lapmiddel voor bestaande gaten en de buffer voor de onvermijdelijke uitschieter naar beneden, in plaats van de gedroomde springplank naar hogere oorden. In de kern komt het toch hierop aan: zolang wij bij bepalende wedstrijden als Heerenveen uit in deze fase van de competitie met moeite een goede 100 man kunnen optrommelen om de club te steunen, zijn doelstellingen als een structurele plek in de subtop of zelfs de middenmoot niet meer dan luchtkastelen.
Mark