Voetbal International trakteert ons deze week op een uitgebreid interview met afzwaaiend club-icoon Patrick Pothuizen. Diegenen die op hun gemakje het hele interview willen lezen zullen dus even een blokje om moeten naar de lokale sigarenboer, maar wij wilden jullie enkele citaten uit het stuk toch niet onthouden.
Over het toch wat onverwachte en abrupte einde aan zijn voetbalcarrière reageert Potje nuchter: "Ik heb me er allang bij neergelegd. Echt." De klap was desalniettemin hard aangekomen, want zelf wilde Patrick graag nog een jaar door. De financiële positie van de club liet dit echter niet toe. Inmiddels heeft hij daar vrede mee. "De volgende dag was ik dat rotgevoel kwijt. Nu zeg ik: het is goed geweest. Tijd voor nieuwe mensen."
De reputatie van losbol en feestnummer heeft hem zijn hele loopbaan achtervolgd. Pothuizen beseft dat hij het daar ook een beetje zelf naar gemaakt heeft, doordat hij in het verleden te veel een flapuit was richting de pers. Suggesties dat zijn leefstijl mogelijk zijn carrière in de weg gestaan heeft wijst hij echter resoluut van de hand. "Allemaal bullshit. Het is echt niet zo dat ik elke dag van de week op stap ben. Maar ik moet wel mezelf kunnen zijn om te presteren. En daar hoort af en toe een biertje en een sigaret bij. [..] Het is een kwestie van mentaal de knop omdraaien. Niet teveel nadenken. Gewoon doen waar je voor bent aangenomen, ongeacht de omstandigheden." Maar lukte het trainen dan nog wel na een avondje stappen? "Geen probleem. Ik zorgde altijd dat ik voorop liep. Alleen de eerste vijf minuten waren kut. Maar daarna begon je alles eruit te zweten. Even later was je weer als nieuw."
Pothuizen ziet wel een duidelijk verschil tussen de mentaliteit van voetballers van nu en van zo’n twee decennia geleden. "Met Jack de Gier en Marcel Koning gleed ik op trainingskampen nog wel eens langs de regenpijp naar buiten. Of we kochten obers van het hotel om met een paar shirtjes. Elke keer dat we in de lobby een cola bestelden, zorgde hij er dan voor dat er ook een beetje rum bij zat. [..] Als we om elf uur naar bed moesten was het: trainingspak uit, via de nooduitgang naar buiten en dan zo – hop – de taxi in. [..] Van de acht dagen trainingkamp waren we er vijf op avontuur. [..] De nieuwe generatie voetballers komt zijn hotelkamer niet meer af. Het gaat ook bijna niet meer. Tegenwoordig wordt alles gecontroleerd en geregistreerd. [..] Soms zou ik wel wat opener willen zijn, maar dat gaat tegenwoordig niet meer. Alles wordt door de club gecontroleerd."
Terugblikkend op zijn voetbaljaren overheerst vooral tevredenheid. "Ik ben trots op mijn loopbaan. Voor mijn gevoel heb ik er alles uitgehaald. Ik heb drie bekerfinales gespeeld, ben met Dordrecht ’90 kampioen geworden van de Eerste Divisie en heb Europees gespeeld tegen ploegen als Inter en HSV." Zijn persoonlijke hoogtepunt blijft echter de wedstrijd tegen Sparta: "We stonden 1-0 achter [DTH: erm, Patrick, we stonden toch echt met 1-2 achter hoor!]. Ik kwam erin, scoorde twee keer en werd weer gewisseld. Dat vond ik echt keigaaf. Na afloop lagen er een sigaret, een asbak en een biertje voor mij klaar in de kleedkamer. Dat soort dingen ga ik straks wel missen. Net als de derby’s tussen NEC en vitesse. Dat je dan 90 minuten wordt uitgescholden. Heerlijk."
Over de vijand gesproken, daar heeft Potje zelf natuurlijk ook nog een half jaar op het hoogste niveau gebald. Een periode waar hij nog altijd niet graag aan herinnerd wordt. "Mijn overgang naar vitesse, in 2000, is de enige heel grote smet op mijn loopbaan. Dat had ik nooit mogen doen. [..] Ronald Koeman werkte daar als trainer. Een grote naam, daar was ik gevoelig voor. Je kon in Arnhem goed geld verdienen in die tijd, de club leek in de lift te zitten. [..] Het was vanaf het begin een verkeerde keus. Ik was boegbeeld en aanvoerder van NEC. Bovendien had ik even daarvoor in een supporterscafé van NEC gezegd dat ik nooit naar vitesse zou gaan. Dat maakte het alleen maar erger. De supporters accepteerden mijn overgang niet. En terecht, vind ik achteraf." Hij verklapt dat hij zelfs hoopte dat de deal op het laatste moment zou afketsen. "Heb ik mijn zaakwaarnemer nog gebeld. Ik dacht maar één ding: ‘Kutzooi, ik wil daar niet heen’. Maar het was al te laat. [..] Na een half jaar en acht wedstrijden was ik alweer weg. Het ging daar niet. [..] Ik moet me lekker voelen om te kunnen presteren. In Arnhem voelde ik me nooit lekker."
Ook zijn beruchte Feyenoord-tatoeage, die hij op zijn 17e voor een tientje op zijn rechter bovenarm had laten zetten, komt in het interview ter sprake. "We zaten op een middag met een paar vrienden in de kroeg. Iets te veel gedronken. Een van hen zei: ‘Kom, laten we een tattoo gaan zetten.’ [..] Thuis durfde ik het eerst niet tgen mijn moeder te zeggen. Maar na een paar dagen kwam ze er natuurlijk toch achter. Ze vond het gelukkig niet heel erg." Ondanks dat Feyenoord, naast NEC, nog altijd een beetje zijn cluppie is, is de tatoeage al lang verleden tijd. "Bij mijn eerste wedstrijd in de Kuip [DTH: als rechtsbuiten nog in die dagen, het kan raar lopen in de voetballerij] zat-ie er nog wel. ‘Potje laat je tattoo zien’ zongen de Feyenoord-supporters. [..] In 2001 werd mijn tweeling geboren. Toen heb ik er hun namen en twee kreeften overheen laten zetten. [..] Feyenoord zal, samen met NEC, altijd mijn club blijven, maar zo’n tattoo als betaald voetballer, dat vond ik ongepast."
Het profvoetbal heeft ook een grote impact gehad op zijn dagelijkse leven. "Heel raar, ja. Mensen kijken tegen je op. In het begin besefte ik dat niet. Wildvreemde mensen willen met je praten, alleen omdat je een profvoetballer bent. Gek, maar ook wel leuk. [..] Mensen vinden het soms vreemd dat ik met iedereen die me aanspreekt een praatje maak. Ik niet. Ik vind dat eerder normaal." Ook komt er een stukje maatschappelijke betrokkenheid bij kijken, zoals het bezoek aan de kinderafdeling in het Radboud Ziekenhuis. "Die kinderen willen dan met je op de foto of gewoon een handje geven. Iedereen blij, maar op zulke momenten kan ik wel door de grond zakken." Vooral een meisje, Nicole, is hem altijd bijgebleven. Een paar maanden na het bezoek aan Nicole, die een hersenbloeding had gehad, ontving hij van haar een brief. "Op het eind schreef ze dat mijn bezoekje een grote steun voor haar was geweest bij het herstel. Nou jongen, toen heb ik wel even een traantje gelaten. Dat greep me echt aan. Ik heb nog steeds contact met haar."
Volgend seizoen speelt hij een jaartje bij de Treffers. "Hier naar beneden, rechts, links, en je bent er al. [..] Ze wilden me graag hebben. Het bestuur belt al jaren. [..] Zelf blijf ik ook alles gewoon hetzelfde doen als bij NEC. Hetzelfde eten, dezelfde voorbereiding. Ik draai al meer dan tien jaar lang een bepaald nummer voordat ik moet voetballen. ‘One’ van Metallica. [..] Voor de langere termijn ben ik met NEC in gesprek over een functie. Ik zou graag team-manager worden. Lijkt me mooi. [..] Ik wil in het voetbal blijven. Dat is mijn leven."
Nog even over zijn gele kaarten record, of dat nou eigenlijk wel iets is waar je trots op zou moeten zijn. "Luister. Het gaat er niet om of ik er trots op ben of niet. Ik vind: als je een record kunt pakken, moet je het altijd doen." En zo is het maar net!