Zeven minuten voor tijd dwong Mitchell Burgzorg een verlenging af met een afgemeten voorzet bij de gelijkmaker van Björn Vleminckx. Het was niet genoeg.
Soms lag de glimlach even op zijn gezicht. Maar Mitchell Burgzorg moest er zichtbaar moeite voor doen. „Als je voor komt tegen Ajax. In de Arena. Met een man minder!” Langzaam schudde de rechtsback het hoofd. „Nee, echt. Dan mag je het niet meer weggeven.” Hij had zich zitten te verbijten op de bank. Uitgerekend bij de club waar hij zijn hele jeugd had doorgebracht begon hij de kwartfinale in de Arena op de bank. Vanaf die plek zag hij toe hoe zijn ploeg aanvankelijk weinig in de melk te brokkelen had. „Het was meer reageren dan ageren”, analyseerde Burgzorg het optreden van zijn makkers. „En als ik dan die ruimtes zag bij Ajax, dacht ik: daar zou ik graag in willen duiken.”
In de 70e minuut kreeg hij eindelijk het seintje. „Ik moest gaan warmlopen. Samen met Rens. Acht minuten later mochten we er in. De trainer pepte ons op. Het maakte me niks uit dat het nog maar twaalf minuten was. Gewoon alles geven.” Hij stond nog geen vijf minuten in het veld of het was raak. „Ik ging de diepte in. Zag Björn in het centrum en toen was die voorzet precies goed. Achter de verdedigers langs. Ik zag hem er zo tegenaan lopen.”
Aanvankelijk vierde Vleminckx de gelijkmaker in zijn eentje. „Omdat wij alle kanten opvlogen”, grijnst Burgzorg. Hij had echt gedacht dat NEC het ging redden na de goal van die andere invaller, Rens van Eijden. Maar toen greep Liesveld in. „Die vrije trap bij de gelijkmaker van Ajax. Veel te zwaar bestraft en hij ziet niet dat Emanuelson mij eerst vasthoudt. En die tweede gele kaart voor Sarpong. Een scheidsrechter moet toch in zijn achterhoofd hebben dat we al met tien man stonden en dat die eerste gele kaart nergens op sloeg. Echt, negen van de tien keer was ik het niet eens met zijn beslissingen.”
En toen maakte Ajax twee minuten na de 2-2 ook nog eens de winnende. „Gewoon kloten. Ik heb er even geen andere woorden voor.” In de kleedkamer was Vloet pal voor zijn groep gaan staan. „Hij was trots op ons. We hadden als een team gestreden. We moesten ook niet meer achterom kijken. Dit avontuur is voorbij. We moeten vooruit kijken. De competitie is nu het enige dat telt. In korte tijd krijgen we vier thuiswedstrijden. Die moeten gewonnen worden. We moeten punten pakken. Ik heb er ook alle vertrouwen in. Dat merk ik aan de kleedkamer. De spanning die er eerst was, is er niet meer. Er staat weer een hechte ploeg. En dat is de basis voor alles.” Brede grijns. En die kwam spontaan.
Bron: De Gelderlander