Dames en heren, jongens en meisjes, we zijn weer boven water. Na een jubelweek die zijn weerga niet kent, is de dubbele tong verdwenen, het alcoholpercentage weer op een min of meer acceptabel niveau en kunnen we drie zinnen achter elkaar typen zonder ‘Waar is dat feestje?’ te zingen. Met moeite, dat wel, en die smile zit nog wel even op onze gezichten gebeiteld. Dat we een dag of wat gefeest hebben, zal voor de bezoekers van onze website niet helemaal onopgemerkt zijn gebleven. En neem het ons eens kwalijk! Een hele generatie heeft er op moeten wachten, alleen pensioengerechtigden konden er uit eigen herinnering over mee praten, maar vorige week zondag was het dan toch eindelijk weer zo ver. Winst in Arnhem! En net zo belangrijk: de glasbak eindelijk ontmaagd. Het beeld van uitzinnig feestende spelers, trainers, begeleiders, stewards, Nijmeegse politiemensen, de veiligheidscoördinator en bovenal supporters staat ons tot in lengte der dagen op het netvlies gegrift.
Waar moeten we eigenlijk beginnen? In Nijmegen, bij het instappen van de bussen? Ergens op de snelweg tussen Nijmegen en Arnhem via Noord-Oost-Groningen? Bij het begin van de wedstrijd, toen we wat naar later een Hulk bleek te zijn, boven onze hoofden hielden? In de vierde minuut toen de overkant hun ernstig zieke clubman Theo Bos een hart onder de riem stak? Of zullen we toch maar gewoon daar beginnen waar deze editie van de derby de afslag ‘onvergetelijk’ nam? Het was een kwartier voor tijd, we hadden eigenlijk al dik voor moeten staan, toen een afgeslagen bal vanuit een corner door Leroy George, oh onmetelijke held, oh verlosser aller verlossers, wiens naam nu en tot in de eeuwigheid met de grootste eerbied zal worden uitgesproken, door ons en alle generaties na ons, de bal met zijn goddelijke linker achter Piet Velthuizen schoot. Het was het startschot voor een twintigtal minuten die de juistheid van de relativiteitstheorie van Albert Einstein voor eens en voor altijd heeft bewezen. Vraag ons niet wat er in die tijd tot het laatste fluitsignaal allemaal gebeurde, er staat ons alleen nog iets bij van een Velthuizen die eerst ook nog letterlijk op zijn bek ging; stress heeft een erg negatief effect op het geheugen. Maar na zo’n driehonderd gevoelsminuten besloot de scheids er toch eindelijk een einde aan te maken: 0-1!
Wat er toen losbarstte is alleen te beschrijven met superlatieven. Het deed denken aan de euforie in Waalwijk in 2003 of in een uitvak ergens in Europa in 2008. De spelers werden gek, Nuytinck werd het gekst. Babos pakte de grootste sigaar die hij kon vinden en in het uitvak begon een volksfeest dat liet zien waarom wij dé club van Gelderland zijn en die poenerige Georgische zooi van de overkant niets anders dan een zielig zielloos handelshuis! (En koop er nog maar één, en koop er nog maar twee, en koop er nog maar drie!) Het feest werd in het uitvak gevierd, het feest werd op de parkeerplaats voor de glasbak gevierd, het feest werd in de bussen gevierd, het feest werd zeker op het voorplein van de Goffert gevierd en ook in de Eendracht stond de tap nog eventjes open. Het zal in de loop van de middag langzaam maar zeker tot de selectie zijn doorgedrongen wat ze allemaal teweeg hebben gebracht. Zeker iemand als Leroy George, oh onmetelijke held, oh verlosser aller verlossers, wiens naam nu en tot in de eeuwigheid met de grootste eerbied zal worden uitgesproken, door ons en alle generaties na ons, kan voorlopig doen wat hij wil in Nijmegen. Besluit hij tijdens de wedstrijd even een tukje te gaan doen op de middenstip? Schiet ‘ie bij zijn eerste balcontact de knikker naar Jupiter? Het zal in de Goffert met gejuich en enthousiasme worden ontvangen.
Het feest begon op zondag, maar eindigde pas dagen later. Letterlijk. Op vrijdag was er nog een after-afterparty in de Derde Kamer, de jongens van Legio hebben het feestje op hun manier gevierd, met verf en kwast, en op zondag was er nog een groot feest voor alle seizoenkaarthouders samen met de selectie in ons eigen stadion. ADO was figurant, zoveel was na een kwartier wel duidelijk. Gabor Babos kreeg het eerbetoon dat hij als routinier met 500 wedstrijden als prof achter zijn naam, dubbel en dwars verdiende, en Lasse Schöne had bedacht dat een doelpuntje of twee wel een leuke afsluiter zou zijn van een week die met goudgerande letters in onze geschiedenisboekjes terecht komt. Het enige, zeer relatieve, nadeel is dat we weer iets van onze wish list hebben kunnen afstrepen. Afhankelijk van hoe realistisch je was bij het opstellen daarvan, staat daar nu nog maar één ding op. Iets in Rotterdam met een dennenappel. En laten we nu donderdag een begin kunnen maken met het realiseren daarvan! Op naar Eindhoven dus, op naar een tevreden supporterspensioen!