1955-1960: Alle begin is moeilijk…
Het onderlinge wantrouwen binnen de club resulteerde uiteindelijk in een verdere scheiding tussen amateurs en profs voor het begin van het seizoen 1957-1958. Er was nog wel een algemeen bestuur, maar dat bestuur zou bij de eerstvolgende vergadering plaats maken voor een nieuw bestuur, dat leiding zou geven aan een club waarbinnen de twee takken steeds verder van elkaar stonden. Het nieuwe bestuur, onder leiding van Nico Verbeek, regelde alle lopende zaken voor de twee takken van de club. Deze verandering zorgde voor een frisse wind en dat betekent dan bij onze club dat bepaalde stukjes clubcultuur van naam of kleur veranderen. De naam van de club werd veranderd in “Sportclub NEC” en ook het balkenshirt moest wijken en plaatsmaken voor een nietszeggend (wit) shirt. En inmiddels weet iedereen: “L’histoire se répète”! Het niet halen van een plek in de hoofdklasse betekende, in tegenstelling tot het moderne voetbal, dat er consequenties volgden. Bestuursleden legden hun functies neer en echte, onafhankelijke onderzoeken moesten voor eerlijke en weloverwogen conclusies zorgen. Secretaris Jan Demouge (of het familie is van Frank weten we niet) trad af. Al had hij wel een goede verklaring voor het tekortschieten. Secretaris van NEC was geen betaalde baan en de werkzaamheden namen fors toe als profclub, waardoor het haast niet te combineren viel met andere werkzaamheden. Ook Lodenstijn en Blankensteijn legden hun functie neer. Nieuw in het bestuur was onder andere Herman van Eldik, de man die tot zijn dood in 2010 zo’n 55 jaar bij de club werkzaam is geweest, in zijn laatste levensjaren in de functie van clubarchivaris.
Behalve het verdwijnen van “falende” bestuursleden kwam er ook een onderzoek dat antwoord moest geven op de vraag: hoe nu verder? De belangrijkste conclusie was dat de betaald-voetbaltak en de amateurtak qua taakverdeling van elkaar gescheiden moesten worden. Voor de duidelijkheid: er kwam geen werkelijke splitsing tussen profs en amateurs, maar binnen de vereniging werden twee verschillende takken gemaakt. Er zou nog wel één bestuur blijven, maar iedere tak was wel met bestuursleden vertegenwoordigd. Aangezien dit strijdig was met de reglementen werd op een buitengewone ledenvergadering besloten om de regels te veranderen, zodat deze scheiding mogelijk werd. In de praktijk werd het echter een compleet fiasco door onderling wantrouwen tussen de verschillende groepen binnen de club, waardoor voorzitter Van Voorst zijn functie ter beschikking stelde. Ook zo kon het niet verder! Opnieuw moest er een buitengewone ledenvergadering plaatsvinden. Roerige tijden dus op bestuurlijk terrein. Logisch ook wel, want het waren de oude vertrouwde tradities aan de ene kant en de onzekere, nieuwe en ambitieuze toekomst aan de andere kant die het allemaal zo moeilijk maakten. De omschakeling van een amateurclub naar een profclub bleek geen makkelijke verandering.
Op het veld was de doelstelling voor seizoen 1955-1956 een plek bij de eerste vijf. Dat betekende namelijk lijfsbehoud in een tijd waarin meerdere clubs een keuze voor het profvoetbal begonnen te maken. De voorbereiding beloofde niet veel goeds met slechts één overwinning tegen Longa. Wie denkt dat dat wel heel weinig is, moet wel beseffen dat er toen geen vijftien oefenpotjes werden gespeeld, zoals nu, maar slechts drie. De andere twee wedstrijden verloor NEC van Fortuna Dusseldorf (4-1) en van Helmond (3-2). De matige lijn van de voorbereiding werd doorgezet in de competitie. De eerste drie wedstrijden werden allemaal verloren. Daarna werd er wel gewonnen, maar uiteindelijk was het weer allemaal net niet. NEC werd zesde en kwam één punt tekort om zich te handhaven. Ook de inkomsten liepen sterk terug door lagere recettes, in die tijd vrijwel de enige inkomsten van de club. Waren er dan geen hoogtepunten te noemen? Nou een heel letterlijke dan, want het Goffertstadion kreeg voor het eerst lichtmasten in 1956!
Door het wantrouwen binnen de club werd er zelfs een speciale commissie in het leven geroepen, “De commissie van goede diensten”, met als taak het herstellen van de eenheid binnen de club. Na het plotselinge overlijden van voorzitter Van Voorst, die twaalf jaar lang voorzitter was geweest en daarvoor terecht het erelidmaatschap had ontvangen, werd de heer Van der Sloot voorzitter van de club. Maar al snel was een nieuwe voorzitter nodig, want op doktersadvies moest Van der Sloot na een operatie zijn functie nog vóór het nieuwe seizoen neerleggen. Het bleven jaren met een zwarte rand, want begin 1957 liet ook ere-voorzitter en man van het eerste uur de heer Brouwers het leven en wat later in dat jaar overleed ook clubicoon Cees Cuyten, die slechts twee jaar eerder, na een lange succesvolle carrière, z’n laatste wedstrijd speelde voor de club. Voetballend gezien was het ook één en al droefenis. Trainer Delsen kreeg de boel ook niet op de rit, waardoor NEC in seizoen 1956-1957 slechts tiende werd in de tweede divisie.
Opvallend is dat er achter de schermen gewerkt werd aan een mogelijke fusie met VVV. Kennelijk zit dat fuseren de Limburgers in de genen. Gelukkig is het niet doorgegaan.
Voor seizoen 1958-1959 had NEC trainer Wim Groenendijk aangetrokken. Hij liet de mannen spelen in een 3-2-5 combinatie, met achterin Koolman, Koopman en Kuhnen, op het middenveld Bicentini en Sewalt, en voorin Van Boxtel, Lakenberg, Van Reeken, Van Ringelensteinen en Bosch. In het doel stond Jansen. Na een sterk begin in de competitie moest NEC toch genoegen nemen met plaats zes. In de bekercompetitie deed NEC het wél uitstekend. Pas in de vijfde ronde bleek Zwartemeer na verlenging te sterk.
Trainer Coen Delsen zou het seizoen niet afmaken. Hij werd door Terhorst vervangen, maar in april was hij ook alweer weg. Good-old Fons Lodenstijn schreef vanaf april 1958 de spelersnamen op het bord. Enkele opvallende namen uit die tijd in de selectie waren Leo Kuhnen, Tini van Reeken en de eerste donkere spelers bij NEC: Bicentini en Koolman. Ondanks deze toppers speelde het team nog niet constant genoeg om mee te kunnen strijden voor de titel. Verder dan plek vijf kwamen onze jongens niet, maar dat was al een stuk beter dan het jaar daarvoor. Wel schandalig was de bekernederlaag in de eerste ronde tegen DIO uit Druten. Een heuse international hadden we wel in de selectie. Doelman Theo Jansen (zeker niet te verwarren met die andere Theo J.) werd opgesteld in het Nederlandse PTT-elftal, dat de kraker speelde tegen de Belgische postbezorgers.
Seizoen 1959-1960 begon met de benoeming van Nico Verbeek als nieuwe voorzitter. Op het veld waren ook nieuwe gezichten te zien. Met veel tam tam werd goalgetter André Roosenberg aangetrokken. Liefst 35000 gulden betaalde NEC voor deze man die naam had gemaakt bij onder andere Fiorentina. Hij moest NEC helpen aan goals en daarmee de promotie naar de eerste divisie, maar dat viel erg tegen. Na één competitiewedstrijd hield meneer het voor gezien en vertrok hij als een Saidi in de nacht. Hij bleek door rugklachten nog amper te kunnen rennen. Van scouting hadden ze kennelijk nog niet gehoord in die tijd. Gelukkig kwam in december Billy Canword, onze derde man uit Curaçao, de ploeg versterken. Het werd echter weer een teleurstellend seizoen. NEC werd achtste en dus ging de bezem maar weer eens door de selectie.